Onder hen, die het binnenhuis verzorgen, neemt de kistemaker of schrijnwerker een eerste plaats in. Naast hem zullen meewerken ambachtslieden die bedgor dijnen, kleeden, matten en voorwerpen in koper, tin, ijzer of ander materiaal maken. De zin voor prac- tische doelmatigheid, innig samenhangend met het eigen wezen der grondstoffen, vormt daarbij het uit gangspunt. Ging in de vroege Middeleeuwen de maker van het huisraad, evenals de bouwmeester, gebukt onder de materie, thans, in den tijd dat de gothiek zegevierend door deze landen trekt, hebben beiden zich daaraan ontworsteld, dank zij de strenge eischen van een volledig vakmanschap, die het gilde- wezen stelt. De technische vooruitgang is dan ook typeerend voor het karakteristiek der gansche go thiek. Maar niettegenstaande dit zuiver ambachte lijke, dat zich èn in de bouwkunst èn in de binnen huiskunst op eenzelfde wijze openbaart, zien wij dat ieder haar eigen vormenspraak toont. Immers ook de laatste kunst is te diep verankerd aan een eigen doel, dat andere eischen stelt dan de bouwkunst. Wat de technische zijde van het kistemakersvak aan gaat, past men een vernieuwing en verbetering toe bij het samenstellen van groote vlakken. Volgens de oudere wijze verkreeg men deze door planken aan elkaar te verbinden al of niet op „klampen". Thans komt hiervoor in de plaats een raamwerk van hori zontale regels en verticale stijlen, die stevig in elkaar „vergaard" wordende openingen daartusschen wor den met „paneelen" gevuld. Hierdoor was de kans op „krom" en „scheluw"-trekken (twee tegenoverlig- 16

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 19