B. BINNENHUIS
Is het huis gebouwd en in groote trekken afgewerkt,
dan hebben timmerman, metselaar en andere bouw
vakheden hun arbeid volbracht en komen zij, wier
ambacht het is de kamers der woning tot woonkamers
te maken.
De ambachten der latere Middeleeuwen worden ge
regeld door het gildewezen. Wel vindt dit zijn oor
sprong in godsdienstige broederschappen, vandaar
dat heiligen als patroon de gilden beschermen, maar
hieruit kristalliseeren zich vakvereenigingen op socia
len grondslag. Deze blijven in nauwe betrekking met
de Kerk, doch komen onder opperbestuur der stede
lijke overheid. De indeeling dier gilden hangt nauw
samen met de te verwerken grondstoffen der am
bachten hout, steen, goud en zilver, koper, tin, ijzer,
laken, wol en andere spelen daarbij een voorname
rol. Waar hout voor vele werken gebezigd wordt,
maakt men voor de houtbewerkers een onderver
deeling in: timmerlieden, kistemakers, (schrijnwer
kers of meubelmakers) en beeldsnijders (beeldhou
wers) De laatsten behooren veelal tot het Sint Lukas-
gilde, evenals de schildersde beide eersten daaren
tegen zijn meestal vereenigd onder het Sint Joseph-
gilde. Wel heeft ieder zijn eigen reglement, maar con
flicten tusschen verwante ambachten zijn niet uitge
sloten, wanneer zij op eikaars terrein komen. Vandaar
dat de stadsbesturen hiertegen bepalingen maken,
waarbij straffen in het vooruitzicht worden gesteld.
i. AMBACHT
15