daaraan ook niet ontkomt. Wel dient men er reke
ning mee te houden, dat in dien tijd de kunstenaar,
gezien zijn sterk decoratieve voorliefde in de Middel
eeuwen, een rijkere omgeving meestal toont, dan
het binnenhuis van den gemiddelden burger bezat.
A. WOONHUIS
Verreweg het grootste deel der burgers woonde toen
in houten huizen, die veelal met stroo of riet gedekt
waren. Tegen deze bedekkingen zijn reeds in de 14e
eeuw verordeningen gekomen wegens brandgevaar
maar lang zal het duren, eer men overal pannen
daken toepast. Wel komen in de 15e eeuw meer en
meer steenen scheidingsmuren, doch als men de stads-
kronieken nagaat, is het aantal branden nog groot en
zijn deze zeer omvangrijk. Zoo leest men hoe Am
sterdam in 1421 voor een derde verbrandt, om in
1452 weer opnieuw geweldig geteisterd te worden.
Die huizen, zelfs van de gegoede burgers, zijn klein
en uiterst eenvoudig. Van de straat komt men in het
goed verlichte en hooge „voorhuis", dat dient voor
winkel of werkplaats; slechts voor de rijke woning
heeft dit de beteekenis van een hal. Bij den achter
wand bevindt zich in een hoek de spiltrap, die toegang
geeft tot de hooger gelegen vertrekken. Een houten
wand met glas scheidt het voorhuis van de achter
kamer, waar het huiselijk familieleven zich afspeelt.
Het groote koopmanshuis, hoewel nog weinig voor
komend, heeft achter deze woning, gescheiden door
een binnenplaatsje, een achterhuis dat hoofdzakelijk
als pakhuis dienst doet.
14