door drie consoles (menschen-maskers), waartus- schen cartouches (overgang: rolwerk op kwaboma- ment) met uitrollende bladranken en meerminnen. De medaillons in de cartouches stellen voor St. Joris met draak en Marcus Curtius, beiden te paard. 23. Friesche kast. In opzet bestaat deze uit: een voet met sokkels voor de kolommen, een lichaam tus- schen kolommen (voet met pijp-cannelures, schacht met cannelures, en ionisch kapiteel met hals) en een hooge kap, samengesteld uit: architraaf, onversierd fries en sterk overstekende afdeklijst. Het lichaam is opgebouwd uit onder- en bovenkast. In de onder kast worden de twee deuren gescheiden door een halve kolom, die tevens dienst doet als slaglijst. De bovenkast is in drieën gedeeld, waarbij het midden vak een nis heeft, gelijk vroeger het dressoor. Het ornament is typeerend voor deze Friesche kasten. 24. Tafel. De met festoenen en acanthusbladen versierde vaaspooten zijn onder en boven verbonden door regels, die versierd zijn aan de buitenzijde met knorren en aan de binnenzijden met een vlechtband. De steunklossen en bovenregels hebben aan de onder zijde een kartelrand. Het tafelblad is samengesteld uit vier aan elkaar gelijmde deelen, die in een rand gevat zijn, zoodat het kopsche hout aan de smalle zijden weggewerkt is. 25. Utrechtsche kast. De tweedeurstoogkast op bolpooten heeft aan de voorzijde op de hoeken en in het midden een pilaster, opgelegd met omlijste vlakke paneelen. Bij de deuren zijn de groote paneelcn aan 99

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 102