houden vierdeelige behandeling der gevel
vlakken is zonder eenig precedent: gebruike
lijk was in de Zuidelijke Nederlanden vooral
een tweedeelige, ten onzent een driedeelige
behandeling. De meester, die den Bommel-
schen toren ontwierp, moet wel een zeer origi
neel man zijn geweest, van huis uit geschoold
in de Nederrijnsche traditie, maar daar aller
minst in gevangen. Wij kunnen hier nog bij
opmerken, dat het schip van de bijbehoorende
kerk veel zuiverder Nederrijnsch is dan de
toren en bijzonder sterk herinnert aan de
St. Victorskerk te Xanten. Tenslotte diene
nog, dat berichten over den bouw van den
toren niet voorhanden schijnen; men kan
echter aannemen, !dat hij in de laatste
decennien der 15de eeuw werd opgetrokken.
Een kennelijke navolging van het Bommelsche
voorbeeld is de stompe toren van Woudrichem
blz. 84), in hoofdzaak van baksteen opgetrok
ken. De benedenste der drie geledingen met
haar haaks geplaatste steunbeeren kan nog uit
het eind van de 15de eeuw dagteekenen. Toen
men in de 16de eeuw het werk voortzette,
geschiedde dat volgens een gewijzigd plan:
op heel onorganische wijze ging men door met
overhoeksche beeren en paste als in Zaltbom-
mel vier nissen toe voor elk gevelvlak. Ook
de omgangen, welker balustraden zijn ver
dwenen, herinneren aan Zaltbommel. De
vroege renaissance komt al om den hoek
83