wonder is, daar haar gebied zich uitstrekt
over Friesland, Groningen, Drente, Overijsel,
Gelderland en Limburg. Toch is in dit heele
gebied één hoofdtype inheemsch, dat niet
alleen voor de kleine en middelbare torens
geldt, maar waartoe ook enkele zeer forsche
torens behooren. Dit hoofdtype is een strakke
en rechte toren zonder steunbeeren, de
geledingen meest door een simpele lijst ge
scheiden en niet of nauwelijks terugspringend,
de romp gedekt door een flink opgaande
achtzijdige spits die van onderen vierkant
uitloopt, maar lang niet zoo sterk ingesnoerd
is als de Noordbrabantsche spitsen.
Friesland heeft echter maar heel weinig
vertegenwoordigers van dit type: men kan
den toren van Tjum bij Franeker en dien van
Deinum even ten Oosten van Leeuwarden
7i