Keyser, die al in 1645 wegens bouwvalligheid moest worden afgebroken. Daarna trok men, midden in de 17de eeuw, den zwaren vier kanten kop in gothische vormen op, die juist gerestaureerd was, toen de ramp van 1940 losbrak. Utrechtsche en on-Utrechtsche eigen aardigheden merken wij dus door elkaar op, en men kan dan ook wel zeggen, dat deze toren een merkwaardig staal van eclecticisme is, en tegelijkertijd met zijn kenmerkende en zeer harmonische vormen een prachtig stuk Rotterdamsche architectuur. Haaksche steunbeeren heeft weer de toren der Groote of St. Catharinakerk in den Briel, die volgens een opschrift in 1462 werd begonnen. In dien tijd was men daar bezig een gran- diooze kapittelkerk in Brabantschen trant op te trekken, waarvan alleen het schip en de toren tot stand zijn gekomen, en dan nog on voltooid. Van ver over de riviermonden en de vlakke polders der eilanden ziet men den hoogen rug van het schip en de stompe kolos van den toren oprijzen en de plaats aangeven, waar eens een vrij belangrijke havenplaats lag, nu een dood stadje. Prachtig doen de strakke massa's het ook van even buiten de stad over de breede grachten en groene wallen. In het algemeen maakt de toren met zijn fijn ge- patineerde bekleeding van witte Brabantsche steen een sterk Zuid-Nederlandschen indruk ondanks het toegepaste „drie-nissen systeem". 54

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 54