boven weer een open verdieping met een doorluchtige peer verrees. Hiermede volgde men het voorbeeld van den Nieuwekerkstoren te Delft, die al in 1496 zulk een eigenaardige houten bekroning had gekregen. Helaas zijn deze beide torentoppen slechts uit oude af beeldingen bekendde Delftsche verbrandde in 1536 en werd toen vervangen door een simpele spits, terwijl die van Breda in 1694 in vlammen opging en vervangen werd door de tegenwoordige spits: een barokke variatie op het thema van de voorafgaande. Intusschen zijn de houten torenbekroningen van Delft en Breda voorzoover onze kennis reikt de oudste voorbeelden van dit genre, dat in ons land tot een groote ontplooiing zou komen. De St. Laurenstoren van Rotterdam met zijn overhoeksche steun'beeren, thans een droevige ruïne, werd in 1449 begonnen, maar het duurde ongeveer een eeuw, voor men tot den trans was gevorderd. Hier is het „drie-nissen- systeem" consequent toegepast, hetgeen wel licht op Utrechtschen invloed duidt. De tra ceeringen der nissen en galmgaten doen echter veeleer Vlaamsch aan. In de derde geleding was een overbouw naar een achtkant aange bracht, maar door vrees voor verzakking of anderszins kwam de lantaarn niet tot uit voering. In 1615 verrees echter een door luchtige houten bovenbouw van twee ver diepingen naar ontwerp van Hendrick de 53

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 53