toren gemeen, dat hij grootendeels van bak
steen is opgetrokken, maar de détailleering is
weelderiger. Eigenaardig zijn de steunbeeren
eerst haaksche, tusschen welke zich al spoedig
overhoeksche ontwikkelen. Een juist als torso
aantrekkelijk stuk architectuur van groote
doorwerktheid. Of de toren voltooid een waar
dige evenknie van die van Amersfoort en
Renen zou zijn geworden, achten wij nog niet
zoo zeker.
Wat de middelbare en kleine torens van de
middengroep betreft kunnen wij opmerken,
dat zij in het algemeen sober behandeld zijn
en geen steunbeeren hebben, daarin overeen
stemmend met het meerendeel der torens van
de Oostelijke groep en die van Noordholland.
De versiering door middel van nissen is echter
wel wat levendiger, bij voorbeeld bij de fraaie
rijzige torens van Montfoort en van Westbroek
ten Noorden van de stad Utrecht.
Een zeker aantal onderscheidt zich evenwel
door een bijzondere indeeling en zeer ver
zorgde uitvoering. Het zijn de torens van
Nieuw-Loosdrecht, Soest, Eemnes-buiten,
Houten, Amerongen (afb. 21), Loenen aan de
Vecht (afb. 22), alle in de provincie Utrecht,
en die van Ransdorp en de toren der St. Nico-
laaskerk te Monnikendam (afb. 23), beide in
de Noordhollandsche streek Waterland. Alle
hebben zij twee hoofdgeledingen waarvan de
eerste weer uiteenvalt in een vlak gehouden
46