was de achtzijdige bovenbouw tot een zoo zelfstandige lantaarn uitgegroeid, en nooit nog had men het bestaan een toren zoozeer uit afzonderlijke lichamen op te bouwen. Het verdient ook de aandacht, dat het element der steunbeeren, anders door de gothische torenbouwers dankbaar aanvaard om eenheid en vloeiende overgangen te krijgen, alsook het motief van de spitse hoektorentjes met opzet niet is toegepast. En van welken anderen 14de eeuwschen bouwmeester had men kun nen verwachten dat zijn toren zou eindigen in zulk een eigenwijs-simpele spits? Jan van Henegouwen was een bouwmeester van bijzondere originaliteit en iemand van zeldzame begaafdheid. Het eenige bezwaar, dat men tegen zijn schepping kan inbrengen, is wellicht, dat de toren geheel overhoeks gezien zich niet op zijn allergunstigst ver toont. Zooals wij later nog zullen bespreken, is de Domtoren voor de verdere ontwikkeling in ons land van buitengewoon belang geweest, en het zou niet onmogelijk zijn, dat hij ook op buitenlandsche torens, met name op sommige Duitsche, invloed heeft uitgeoefend. Voor de andere groote torens van de onder havige periode dienen wij een Oostelijke en een Westelijke groep te onderscheiden. Tot de Oostelijke behooren de St. Plechelmustoren van Oldenzaal wat zijn middengeledingen betreft (eind 13de eeuw), de St. Jacobstoren 29

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 29