en naar alle berekening zou het nog tijden
lang duren eer de kerk zoo ver Westwaarts
gevorderd zou zijn, dat deze tegen den toren
kon aansluiten. Over die aansluiting van kerk
en toren schijnt men zich toen niet veel zorgen
te hebben gemaakt, of misschien tengevolge
van allerlei moeilijkheden met het kapittel
van St. Salvator, dat recht had op een door
gang tusschen kathedraal en toren, juist zoo
veel zorgen, dat de toren als een vrijstaand
bouwwerk werd ondernomen. De toren be
staat uit drie zeer zelfstandige en nadrukkelijk
onderscheiden geledingeneen uitermate sober
behandelde eerste geleding, een terugspringen
de elegantere middengeleding, en dan een bij
zonder delicaat gevormde doorluchtige acht
kante lantaarn waarop een merkwaardig korte
simpele spits. Bij de restauratie zijn weer
hooge natuursteenen balustrades op de om
gangen aangebracht. Oorspronkelijk schijnt
de eerste omgang echter geen open balustrade
maar een eenvoudige blinde borstwering te
hebben gehad. Boven den doorgang, die in
tegenstelling met de opmerkelijke soberheid
der buitenmuren van den onderbouw zeer sier
lijk en rijk is gedecoreerd, bevat de toren een
groote ruimte, de St. Michaelskapel. Toen
omstreeks 1500 het schip van den gothischen
Dom eindelijk zoover Westwaarts was gevor
derd, dat slechts een smalle ruimte ter wille
van het kapittel van St. Salvator tusschen het
27