twijfeld de verbouwing van den toren van
Nijkerk op de Veluwe in 1774-1776 (afb. 57).
Oorspronkelijk was het een heel normale
Middeleeuwsche dorpstoren met hooge leien
spits, maar daar hij bouwvallig was werd hij
terdege onderhanden genomen en van een
monumentalen bovenbouw voorzien en zoo
doende in een deftigen stadstoren herschapen.
De architect leverde wat men zou kunnen
noemen een barokke bewerking van Hendrick
de Keysers Amsterdamsche torens. Op den
romp, welks hoeken waren afgeschuind,
plaatste hij een tusschengeleding, nu niet van
zandsteen als aan den Zuidertoren, maar van
baksteen met houten pilasterstellingen. Dan
komt de eigenlijke bekroning van twee open
achtkanten, forsch en sierlijk behandeld. De
toren mist de luchtigheid die het kenmerk was
van de Amsterdamsche voorgangers uit het
begin van de voorgaande eeuw, hij is com
pacter in zijn bovenbouw, niet levendig van
silhouet maar deftig en waardig en tegelijk
boeiend door goede verhoudingen en aange
name afwisseling.
Inderdaad, de torens en torenbekroningen van
de 18de eeuw willen niet feestelijk en uit
bundig zijn, maar voor alles statig. Men zou
kunnen beweren dat zij zonder humor zijn,
het zijn geen meesterwerken, maar zij zijn
toch soms zeer verdienstelijke stukken archi
tectuur, zoowel die van de Lemmer, Hinde-
103