hestonnen, hoezeer zijn troepen ook met ongeduld
daarop hadden gewacht. Na een langdurig en zeer
hevig schieten van weerskanten gelukte het den aan
valler eindelijk, post te vatten in twee bressen en der
Staten vlag te doen waaien op Steenwijk's wallen. De
verdediger zag daarop van verder verzet af en werd,
op aandringen van de Gedeputeerden te velde, tot een
verdrag toegelaten.
Op 5 Juli trok de bezetting, met achterlating van haar
vaandels, de stad uit, onder belofte van, gedurende
een half jaar, aan de Oostzijde van den Rijn niet tegen
de Staten te zullen dienen.
„Dus eindigde, zoo schrijft Bosscha, dit merkwaardige
„beleg, 't welk vijf weken en drie dagen geduurd had.
„Er waren slechts 300 man aan elke zijde gesneuveld
„en Coquel klaagde, dat hij niet met de wapenen
„overwonnen, maar met schoppen als een vos uit zijn
„hol was gedolven.
„De grootste lof werd gegeven aan de twee Ingenieurs,
„Joost Mattheusz. en Jacob Kemp (van Gorinchem)
„zonder wier beleid, gelijk algemeen erkend werd, de
„vijand zijn loffelijke verdediging nog geruimen tijd
„had kunnen volhouden. Maar ook de beide Vorste
lijke Bevelhebbers hadden een buitengewone werk
zaamheid aan den dag gelegd en alle gevaren
„getrotseerd".
Het beleg van Hulst in 1645. (Afb. XVI).
Geraadpleegde bronnen
J. Bosscha. Neerland's heldendaden te land.
F. J. G. ten Raa en F. de Bas. Het Staatsc'he leger.
Deel IV (Breda, 1918).
Mémoires de Frédéric Henri (Amsterdam, 1733).
I. Commelijn. Frederick Hendrick van Nassauw, Zijn
Leven en Bedrijf (Utrecht, 1652).
C. Beuckelaer. Schrick van Vlaenderen en Brabandt,
etc. (Middelburg, 1646) Pamflet, Knuttel 5336.
53