tot gebastionneerde vesting en kringstelling of forten linie, zoo maakten ook de aanvalsmiddelen een evolutie door. In de middeleeuwen waren het aanvankelijk de ridderlegers, bijna uitsluitend uit cavallerie bestaande, doch daarnaast, vooral bij den aanval op een kasteel of een stad, de dienaren te voet en de deskundigen die het worp geschut (blijden, catapulten, enz.) en het nog primitieve vuur geschut (slangen, bombarden, enz.) bedienden. In de steden en kasteelen waren de gewapende burgers en bewoners het verdedigende element, eveneens van „artillerie" voorzien. In de 15e en 16e eeuw, toen de riddertijd ten einde ging loopen, kwamen voor den aanval de huurlegers van den vorst voor de ridderlegers in de plaats. Ook in de steden werd de verdediging, behalve door de schutters, het gilde, dat zich in de doelens oefende en de stedelijke artillerie, meer en meer ook door huur troepen gevoerd. Eerst door Prins Maurits wordt een beter georganiseerde legermacht geschapen, welke als het Staatsche leger der Republiek van zich heeft doen spreken ver buiten onze grenzen. Hieruit zijn weer, na den Franschen tijd, de beroeps- en militielegers ontstaan. Wat de verdediging betreft, is na de Middeleeuwen en het begin van den 80-jarigen oorlog, toen nog iedere stad een vesting was, alzoo van Maurits' tijd af, als vesting te beschouwen een versterkte stad, voorzien van een afzonderlijk garnizoen, voor de verdediging bestemd. In dien grooten Vrijheids-oorlog nu hadden de af zonderlijke vestingen of vestingsteden veelal groote beteekenis als operatiedoel, in lateren tijd dienden zij meer tot het scheppen van gunstige voorwaarden voor de operatiën van het veldleger. Vandaar ook dat in den 80-jarigen oorlog slechts weinig veldslagen zijn geleverd, doch een groot aantal belegeringen als 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 49