door den maarschalk van Vauban, voortbouwende op Pagan's werk, waren tot stand gebracht. Of Coehoorn op overeenkomstige wijze Ruse's ontwerpen heeft be studeerd en daaruit heeft overgenomen, hiervan hebben wij tot nog toe geen enkel bewijs kunnen vinden. Het bestek van dit boekwerkje laat niet toe, dat wij aan den grondlegger van het Nieuwe Stelsel (zie afb. IX) ook maar bij benadering de plaatsruimte geven die hem zou toekomen als groot ingenieur en veldheer, in deze laatste hoedanigheid wellicht nog het grootst, door zijn diensten, bewezen aan de Ned. Republiek en aan Europa, waar de stadhouder-koning toen de leiding had in den strijd tegen het Frankrijk van Lodewijk XIV. Doch in eerstgenoemde kwaliteit mag Menno van Coehoorn zeker op één lijn gesteld worden met Simon Stevin, wegens zijn geschriften, waarvan in het bij zonder moet worden genoemd zijn „Nieuwe vesting bouw, op een natte of lage horisont" (Leeuwarden 1685) door hem, toen „Collonel van 't Regement „Infantry van de Heer Prince van Nassau (Hendrik „Casimir II) Erfstadhouder van Vriesland" aan dien Vorst opgedragen 1 Evenals Stevin met zijn Sterc'ktebouwingh den weg wees, heeft Coehoorn dat door zijn standaardwerk, zoo schitterend met 17 „Kooperen Platen" verlucht, gedaan. Opmerkelijk is, dat hij in de Voorrede van zijn boek, de oorspronkelijkheid van Vauban's theorieën betwist, doch wèl als uitgangspunt voor zijn drie „manieren" neemt: „de binnengrote der Fransche Royale Ses- hoek" (men ziet hoe ook nog in Coehoorn's tijd de wiskunde in den vestingbouw hoogtij vierde). D Toen in 1702 de tweede druk uitkwam, was Coehoorn inmiddels gestegen tot Generaal der Artillery, Luitenant- Generaal der Infantery en Directeur-Generaal der Fortificatiën. 29

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 34