Nederland gevolgd (hoewel niet gecopiëerd) door
Henrick Ruse 1), een thans niet of bij weinigen beken
de figuur, maar een die waard is, aan de vergetelheid
te worden ontrukt. Een avontuurlijk aangelegde, doch
vlugge geest, die den vestingbouw in en door de
praktijk leerde en al vroeg daarmee begon „In 't jaer
1639, zijnde het vijftiende van mijn ouderdom, begaf
ick mij in den Oorlogh, gedreven door een natuerlijc'ke
genegentheyt en lust tot de actiën van dien, maer
insonderheyt tot de Fortificatiën, Artillerye, Vuur-
wercken, Mijnen en wat daar meer aen dependeert",
zoo schrijft hij in de voorrede van zijn boek„Ver-
sterckte vesting", dat hij na lange omzwervingen in
Frankrijk, Duitschland, Italië, Dalmatië, enz. in het
Vaderland teruggekeerd, in 1654 in het licht gaf te
Amsterdam, waar hij het stedelijk ambt van Ingenieur
en tevens dat van „Capitein over een Compagnie
voetknechten" bekleedde. Inplaats van begrip voor de
zoo noodig geworden herziening van het oude stelsel
viel Ruse's 'boek in zijn vaderland slechts afbrekende
kritiek ten deel.
De vestingbouw was in de Republiek, waar men toen
eindelijk van den vrede te land kon genieten, nog te
veel in zijn dogma's verstard, om reeds nieuwe wegen
in te slaan. In het bijzonder Amsterdam's vroede
vaderen; zij hebben althans voor de 14 nieuwe
bastions in den vestinggordel om hun stad de
„moderne" methode van hun ingenieur (zie fig. 9)
niet toegepast, ofschoon hij wel advies heeft
mogen geven. En nog in 1664 schreef Gerard Melder,
Fortificatie- en Bataljon-Meester der stad Utrecht, in
een uitvoerig dispuut tegen „zijn goeden Vrient Ruse",
dat de Weledele Heeren van Amsterdam wel wijzer
waren en zich liever hielden „bij de eenvoudige heden-
1Zie over hem ook het zeer lezenswaardige boek van
F. Dekker. Voortrekkers van Oud-Nederland (Den Haag 1938).
27