aanvankelijk de reeds genoemde rondeelen (dikwijls
ook van aarde, al of niet met hout bekleed) of zg.
„halve manen", welke gaandeweg door driehoekige
aardwerken, de beter te flankeeren ravelijnen, ver
vangen werden.
De regelmatige afstand der bastions, en de flankeering
onderling en vanuit de tusschenliggende courtines met
werkzaam vuur (het musketschot reikte destijds nog
niet verder dan 60 Rijnlandsche roeden a 3.77 m om
daarmede juist te kunnen treffen!), dit zijn de hoofd
beginselen van het gebastionneerde stelsel.
Het eerst is het door de Italiaansche architecten, die
meestal tevens militair bouwmeester of ingenieur
waren, beschreven en in praktijk gebracht, doch
spoedig zijn zij daarin nagevolgd èn verbeterd door
hun Zuid- en Noord-Nederlandsche collega's, onder
wie in het bijzonder Simon Stevin 1548—1620)
moet worden genoemd.
B. De Wiskunde in den vestingbouw. Het Oud-
Nederlandsche stelsel.
Zonder wiskunde is de oude Nederlandsche vesting
bouwkunst niet denkbaar. De Oud-Nederlandsche
fortificatiën, een naar vaste regelen opgebouwd sys
teem met Stevin als de geestelijke vader, zijn zelfs te
beschouwen als de toenmaals, naast het landmeten,
belangrijkste toepassing der meet- en rekenkunde.
In plattegrond of tracé toch was kennis van de eigen
schappen en van de berekening van lijnen en hoeken
in den driehoek en den regelmatigen veelhoek onmis
baar; bovendien was geoefendheid in de rekenkunde
(met tiendeelige breuken) noodig, waar het gold de
oppervlakken van het profiel (de normale doorsnede
over wal en gracht) vast te stellen.
Is het dan te verwonderen dat vestingbouw en wis
kunde door dezelfde docenten werden onderwezen, ja
16