voor de schoonheid van de stad. Dan komt daar nog iets
merkwaardigs bij. Wanneer ergens in Nederland de
dorpskerk, het raadhuis of een oude gevel gerestaureerd
moet worden, is de eerste daad een brief naar den Haag
om een geldelijke bijdrage, hoe meer hoe liever, dan
naar de Provincie, de Gemeente, de Synode, het Polder
bestuur om te trachten het daarheen te leiden dat men
zelf weinig te betalen heeft. Doch de Amsterdammer
doet dat niet. Hij houdt niet gaarne de hand op voor den
Haag, de Provincie of de Gemeente. Hij vraagt wat 't
kost, begint er aan en betaalt het zelf. Heeft hij geen
geld, dan wacht hij even tot 't schikt, maar doet 't zelf.
Dat is de eigenaardige vrijheidszin van den Amsterdam
mer. Hoevele gevels zijn er in de laatste tien tot twintig
jaren gerestaureerd, buiten de torens, kerken, bankiers
kantoren. We denken aan den toren van de Engelsche
kerk op den Bagijnhof, de Luthersche oude kerk, de
stadstorens, het Korenmetershuisje op den N.Z. Voor
burgwal, het Huis met de Hoofden aan de Keizersgracht,
het Huis aan de Drie Grachten, het Rembrandthuis, de
Militiezaal aan den Singel, de Saaihaal aan de Staal-
straat, het Makelaarskantoor, de tallooze grachtenge
vels. Bij geen van deze restauratiën werden overheids
bijdragen gevraagd. Slechts heel enkele gevallen zijn in
Amsterdam bekend waar dit wel het geval was; de huis
jes de Gouden Spiegel en de Zilveren Spiegel aan het
Kattegat bij de Nieuwe ronde Luthersche kerk en het
huis N.Z. Voorburgwal hoek Wijde steeg, waar nu de
Vereeniging van Assuradeuren is gehuisvest, beide
eigendom van de vereeniging Hendrick de Keyser,
die onmogelijk de kosten van volledige restauratiën kan
dragen. De restauratie aan de stad, aan de bouwwerken,
de grachten, de boomen, de waterpartijen om de stad, de
kleuren van schilderwerk, het opruimen van ontsierin
gen van antennemasten en reclameborden, kortom alles
wat de schoonheid van de stad raakt en haar roemruchte
historie, dat doet de Amsterdammer zelf.
90