85 HOOFDSTUK VIII HET AMSTERDAM VAN HEDEN T oen op de wisseling van de 19e en 20e eeuw de be hoefte aan woningen buiten de veste toenam, ontston den daar blokken van rechte straten met eenvoudige hui zen. Dat gebeurde niet naar een geordend plan, doch naar de wenschen van de ondernemende kleine aanne mers, de zich ontwikkelende groep van eigenbouwers. Die blokken sloten zich aan bij de kadastrale verdeeling der terreinen, de weiden om de stad. In beginsel der halve dezelfde fout van weleer, van de Jordaan en van zoovele ongeordende bebouwing. Dat werden de buur ten buiten de Muiderpoort, waar in de straatnamen de geschiedschrijvers van Amsterdam werden vereeuwigd: Wagenaar, Dapper, Commelin, von Zesen, Pontanus en de geheimzinnige Pieter Vlaming; de buurt buiten de Utrechtsche poort waar de leelijkste straten van Am sterdam werden genoemd naar Jacob van Campen, Da niël Stalpaert en naar de beroemde schilders Jan Steen en Jan van der Heyden. Slechts Rembrandt en Hendrick de Keyser viel deze twijfelachtige eer niet ten deel. Buiten de Zaagpoort en de Willemspoort werden de groote mannen van 1813, van Hogendorp, van Limburg Styrum en van der Duvn benevens vele beroemde staats lieden in leelijke straten aan de vergetelheid onttrok ken. Tegelijkertijd werden dus leelijke en ongeordende wij ken gemaakt en groote mannen uit de Nederlandsche geschiedenis herdacht. Dat was de voorbode voor iets beters. Dat betere begon achter Dr. Ph. J. Cuyper's meesterstuk, het Rijksmuseum, waar van overheidswege een stuk stadsplan werd gemaakt, het Museumterrein,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 94