meenteraad besloot twee stadstorens at' te breken, omdat
ze voor tijdsaanwijzing niet noodig waren; de Haring-
pakkerstoren en de Jan Roodenpoortstoren, dezelfde
torens die het Bestuur van dezelfde stad in 1630 had
laten bouwen tot versiering der stad.
In de tweede helft der negentiende eeuw ontwaakte
iets dat blijk gaf van wederopbouw van de schoonheid
en van het historisch besef. Eerst heel langzaam, toen
met eenparig versnelde beweging, om in onzen tijd te
voeren tot schoonheidscommissie, monumentenverorde
ning, stedelijk bureau voor het uitbreidingsplan van de
stad, de Vereeniging Hendrick de Keyser tot behoud van
historisch- en architectonisch belangrijke gebouwen, het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, dat de eerste
historische verzameling aanlegde, het Genootschap Am-
stelodamum, den Bond Heemschut tot behoud van de
schoonheid van Nederland en nog zoo heel veel meer.
Deze geheele vervorming van het ideëel e begrip inzake
de schoonheid heeft een volle eeuw geduurd en is nog
niet geheel voltrokken. Nog in onzen tijd wordt degene
die zich uitslooft voor het behoud der schoonheid, me
nigmaal met een minzaam medelijden behandeld, om
dat hij zooveel tijd en aandacht nutteloos besteedt. Want
in de oogen van hen is cultuur alleen datgene wat geld
opbrengt. Doch het aantal diergenen vermindert gelei
delijk. Steeds verder ontwaakt het besef voor den plicht
tot het behoud der schoonheid en van de monumenten
van geschiedenis en kunst, van bouwwerken, boomen,
grachten, molens, vestingwerken, heiden, bosschen, beken,
rivieren, plassen en al datgene wat Nederland biedt.
In de helft van dezen ongezienen worstelstrijd leefde
Jan ter Gouw. Hij was schoolmeester, bovenmeester,
H. d. S. Hij zal een eigen kamertje in zijn gemeentelijke
school gehad hebben. Daar, en in zijn aanvallig huisje
bij de Hoogesluis, bestudeerde hij de geschiedenis van
Amsterdam en schreef hij zijn boeken. De vrije midda
gen en de vele vacanties voor de jeugd gaven hem gele-
79