77
HOOFDSTUK VII
HET AMSTERDAM VAN
JAN TER GOUW
Is Jan ter Gouw een kaartteekenaar geweest? Neen.
Heeft hij aan de stad gebouwd? Neen. En toch is dit
hoofdstuk naar hem vernoemd.
We zeiden het reeds in het vorige hoofdstuk, dat Amster
dam steeds was een stad van vrijheid en verdraagzaam
heid, ook in tijden van tegenspoed. De achttiende eeuw
sloot met een Fransche invasie die begon met de leuze
van Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap en werd tot een
Fransche overheersching, een inlijving bij het inmiddels
ontstane keizerrijk onder Napoleon, die zijn broeder
Lodewijk als Roi Louis Napoléon tot koning van de
Nederlanden aanstelde. Deze nam zijn zetel in het eer
biedwaardige Amsterdamsche stadhuis, dat paleis werd
en nu nog paleis is. Indirect is dat voor het bouwwerk
heel goed geweest, want het is nagenoeg ongeschonden
tot ons gekomen. Indien de negentiende eeuw het ge
bouw voor stadhuis gebruikt had, zou dit ongetwijfeld
niet het geval zijn.
Toen de Fransche tijd voorbij was, het Koninkrijk der
Nederlanden ontstond en de Oranje's hun eeuwenoude
plaats hernamen, viel er heel wat „op te bouwen". De
stad was als het geheele land - geweldig verarmd. Een
patriciërswoning aan de Keizersgracht, een grachten
paleis kon men ten geschenke krijgen, omdat de daarop
rustende lasten zoo groot waren, dat de waarde van het
huis er niet tegen op woog. Een groot deel der bevolking
moest vanwege de stad of door de liefdadige instellin
gen ondersteund, of op andere wijze in het leven gehou-