bolwerk, naar het Karthuizers klooster, dat vroeger ver buiten de stad gelegen was en bij den uitleg van de stad in de Jordaan terecht was gekomen, waar we nu nog een plein kennen, Karthuizers kerkhof genaamd. Daarna volgen de bolwerken Haerlem, Slooterdyck, Westerbeer. Op een na de laatste, waar het vesting stelsel zich in een knik tracht te sluiten, is het bol werk De Bocht, terwijl de laatste heet Leeuwenburg, in den volksmond Blauwhoofd, wegens de bekleeding met grijsblauwe steen, Naamsche steen, want hardsteen ge bruikte men toen nog niet. De verhoogde bolwerken leenden zich zoo goed om er molens op te plaatsen. Dat had men vroeger ook reeds gedaan, op enkele muurtorens van den oudsten vesting muur, zooals op de kaart van Cornelis Anthoniszoon te zien was. Dat waren echter heel andere molens, het waren molentjes op een as, standaardmolens. De molens op de nieuwe vesting waren groote molens met een steenen schacht, waarvan alleen het bovenstel draai baar was, bovenkruiers. Een machtige rij van zes en twintig hooge molens omgrensde de stad. Welk een prachtig gezicht moet dat van buiten geweest zijn. Ver schillende oude teekeningen en gravuren die de stad afbeelden, gezien van den Haarlemschen kant of van den Amstel, geven daarvan een voorstelling. Ook de wandeling rondom de veste moet prachtig geweest zijn. Daniël Willink maakte er een groot boek van, Am- sterdamsche Buitencingels geheeten, waarin hij om de stad wandelt en van elk bouwwerk iets vertelt. Pieter Langendijk vertelt er een humoristisch gedicht van, waarin een minnend paar zoover doorwandelt dat ze door de verkeerde poort Amsterdam binnenkomen. Zulk een vergissing was overigens heel vergefelijk. Want de Leidschepoort, de Utrechtschepoort en de Weesperpoort waren precies 't zelfde, naar één ontwerp gebouwd. De Haarlemmerpoort was een prachtstuk. De ze was reeds vroeger gebouwd door Hendrick de Keyser. 71

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1941 | | pagina 80