Doorluchte Stichteren van 's Werelts Achtste Wonder,
Van soo veel Steens omhoog, op soo veel Houts van onder,
Van soo veel Kostelicks, soo konstiglick verwrocht,
Van soo veel Heerlickheits, tot soo veel Nuts gebrocht:
God, die u Macht en Pracht met Reden gaf te voegen,
God geev' u int Gebouw, met Reden en Genoegen,
Te toonen wie gij sijt, en, daer ick 't al in sluyt,
Heil zij daer eeuwigh in en Onheil eeuwigh uyt.
Ist oock soo voorgeschickt, dat dese Marmre Muren,
Des Aertrijcks uyterste niet hebben te verduren,
En werd het noodigh, dat het Negende verschijn'
Om 's achtsten Wonderwercks nakomelingh te sijn:
God, uwer Va'dren God, God uwer Kind'ren Vader,
God, soo nabij u, sij dien Kind'ren sooveel nader,
Dat hare Welvaert noch een Huys bou' en besitt'
Daerbij dit nieuwe sta, als 't oude stond bij dit. sl)
Dit stadhuis gaf een beeld van Amsterdam, van de wel
vaart, de kracht, de stad waar Rembrandt werkte, waar
Vondel dichtte, waar groote mannen als Pieter Cornelis-
zoon Hooft, Hugo de Groot, Michiel Adriaanszoon de
Ruyter hun levensdagen doorbrachten, waar de aloude
beurs die boven 't Rokin gebouwd was de kooplieden
van alle wereldzeeën bijeenbracht.
Dit Amsterdam, deze stad had ruimte noodig. Het oude
ontwerp van Hendrick de Keyser en Hendrik Jakobsz
Staets dat een halve eeuw geslapen had, werd voor den
dag gehaald. De stadsbouwmeester Daniël Stalpaert
maakte daarnaar een heel groote teekening en de graveur
Julius Miilhüssen bracht dit op de koperplaat.
In de notulen van de stedelijke regeering, de Resolutiën
der Vroedschap, treft men op 28 Januari 1663 het be
richt, dat aan den stedelijken raad Burgemeesteren,
schout, schepenen een nieuwe kaart der stad vertoond
is, zooals zij toen vergroot werd, waarbij twee en veertig
exemplaren dezer kaart, gekleurd en opgemaakt, voor
68