van het Damrak, daar waar de Guldehandsteeg van de
Warmoesstraat zoo maar in 't water eindigt.
Zoo is in oud-Amsterdam het water de weg geweest en
het is 't ten deele nog. Slechts in een tijd van inzinking
heeft men dat niet begrepen. Toen werd een klein stukje
Damrak gedempt en de Damsluis plat gemaakt. Dit is
de oorzaak dat nu een groot stuk Damrak en Rokin tot
straat zijn geworden.
We gaan weer terug naar het oudste Amsterdam en be
zien de stegen tusschen de huizen aan den binnenkant
van de oude dijkstraten, dus Oost van de Warmoesstraat
en West van den Nieuwendijk. Dan zien we een merk
waardig verschil. De stegen aan de Oostzijde van de
Warmoesstraat staan rechthoekig, haaks, op de straat,
doch die West van den Nieuwendijk staan alle flink
scheef en evenwijdig aan elkaar. Bovendien ligt de
eerste groep stegen netjes waterpas, terwijl die van den
Nieuwendijk hellen. Hoe komt dat? Wel, daar achter
den Nieuwendijk lag een water, een rivier, de Wetering,
het water dat nu nog buiten de stad, aan de Zuidzijde
het landschap versiert, doch dat ook nu nog daarbuiten
geen paden of wegen langs de oevers heeft, zoo maar
door weiland begrensd en omzoomd wordt. Die Wete
ring lag laag en om van den waterkant tegen den dijk
op te klimmen ontstonden vanzelf door den mensche-
lijken voet paden in schuine richting. Zie maar in het
polderland benoorden het Y. Daar loopen de paden van
den dijk naar beneden altijd schuin, dat is niet zoo stijl
en gemakkelijker begaanbaar. Een andere reden voor
deze schuin loopende stegen is, dat in de tamelijk breede
strook tusschen dijk en rivier, Nieuwendijk en Wetering,
de polderslooten evenwijdig liepen en deze straten ont
staan zijn, zooals later de grachten en straten van de
Jordaan. Inderdaad, wanneer men latere stadsplatte
gronden beziet, loopen de dwarsstraatjes van den Nieu-
20