7
INLEIDING
Dit geschrift is niet bedoeld als een wetenschappelijk
boek over Amsterdam, doch als een hernieuwde poging
om bij de inwoners en bezoekers van Amsterdam belang
stelling te wekken voor de onvergankelijke schoonheid
van de stad, welke schoonheid voor een goed deel ge
groeid is uit de geschiedenis.
Schrijven over de geschiedenis van een stad moet men
overlaten aan de beroeps-historici, anders loopt men
kans flaters te slaan. Twee voorbeelden verduidelijken
deze opvatting. Tot een van de meest belangwekkende
vragen uit de geschiedenis van Amsterdam behoort de
bevrediging van de weetgierigheid waar het Kasteel van
de Heeren van Amstel heeft gestaan, want is er wel één
andere naam denkbaar, als ten nauwste verbonden aan
de historie van Amsterdam, dan Gijsbrecht van Aemstel?
Dit kasteel zou volgens vele schrijvers gestaan hebben aan
den Nieuwendijk. Met tallooze bewijsstukken werd dit
aangetoond. Het punt waar 't echter om draaide was een
regel uit de oude stadsrekeningen, waarin stond: thuis
t'Aemsterdamme.1) Ieder schrijver klampte zich daar
aan vast. 2) Na vele jaren haalde een beroeps-historicus
het echte stuk, het oude boek met de stadsrekeningen,
voor den dag om dien zin nog eens na te lezen. Toen
bleek dat er stond thins t'Aemsterdamme, 3) wat betee-
kent cijns. Het was derhalve een betaalde post van pacht,
zooals men dat nu zou noemen. Daarmede viel het ge-
heele gebouw van theorieën in elkaar en sedertdien heeft
Amstel's slot niet gestaan aan den Nieuwendijk, maar te
Ouderkerk, op de plek waar het Portugeesch Joodsche
kerkhof is.4) Indien men zou kunnen graven in den
heuvel die daar is, zal het niet onmogelijk zijn daar de
fundamenten aan te treffen van Gijsbrecht's slot. Het
lezen van oud handschrift is niet ieders werk.
Een tweede voorbeeld. Dat het paleis op den Dam het