DE BOUWWERELD. 287 dat steeds is gelukt; mag worden betwijfeld, maar het streven was er en ook dikwijls het goede gevolg. Men mag het plan-BERLAGE niet in alle opzichten geslaagd vinden, men mag er vooral in missen de aanpassing aan het oude karakter van Amsterdam als waterstad, als geheel is het toch een zeer te waar- deeren poging tot het scheppen van nieuw modern stedeschoon. Te Amsterdam eii elders zijn bovendien gehouwen van allerlei bestemming tot stand gekomen, die bevredigen, dikwijls ook verlustigen. In zooverre is de moderne architectuur goeddeels geslaagd. Al is niet alles mooi wat zij schept, het streven naar schoon heid is aanwezig. Dat streven was stellig ook aanwezig bij den verbouw der oude stadr Hier stond de moderne architect voor veel zwaardér problemen, dan waar hij nieuwe wijken had tot stand te brengen. Hier had hij zich de vraag te stellen, of hij het oude wel mocht aantasten, en, indien hij dat mocht, in hoeverre. De vraag rees met klemmenden aandrang, hoe het nieuwe dat tot stand moest komen, moest worden aangepast aan het oude, dat zijn rechten had en bleef eischen. Het is aan nemelijk en ook wel zeker, dat die vraag meer dan eens is gesteld. En men kan het ook overal zien, dat die vraag wel bevredigend kan worden opgelost. Maar daar staan andere gevallen tegenover. Er is geheel noodeloos en nutteloos zeer veel oud moois vernield en wat ervoor in de plaats kwam, was soms banaal, soms ook duldeloos van gewild modernisme. En dit moet op den voorgrond staan Ook veel van het goede en aantrekkelijke nieuw voegde zich zeer slecht in het karakteristieke stads-i schoon van Amsterdam. Wij herinneren aan het bekende •gebouw aan de Keizersgracht bij de Westermarkt, waar een prachtig zeventiende-eeuwsch huis moest vallen om plaats te*'maken voor wat men toch nooit meer" dan banaal kan noemen. Een lang niet onaardig stadshoèkje aan het IJ heeft plaats moeten maken voor het Scheepvaarthuis, dat wel een goede karikatuur van de moderne bouwkunst is, maar toch een karikatuur. Nu heeft een karikatuur stellig kunstwaarde, maar men moet toch ook weer niet vergeten, dat de tijden, waarin de karikatuur bloeit, gewoonlijk geen perioden van hooge beschaving zijn. En vooral wat hier wel gebouwd was in het geheel niet Hollandsch en vooral niet Amsterdamsch. Dat geldt ook van de bruggen, die in den laatsten tijd te Amsterdam zijn gebouwd en die er, als niet GEMENGDE BERICHTEN alles bedriegt, nog al Duitsch uitzien. Datzelfde kan men zeggen van de vele huizen, openbare en bijzondere, die zich onmiddellijk van andere onderscheiden door hun breede, lage ramen. Een van mijn vrienden, een kunstschilder, die het oude Amsterdam een warm hart toedraagt, vroeg mij eens, hoe het toch komt, dat Amsterdam in den laatsten tijd met gevangenissen wordt overdekt. Ik waagde iets te zeggen van de toenemende criminaliteit, maar meen toch dichter bij de waarheid te zijn door te spreken van Duitschen invloed. Mijn vriend, die al onthutst had gestaan voor het nieuwe tramgebouw aan de Nassaukade, begon nu ook te vreezen voor het nieuwe stadhuis aan den O. Z. Voorburgwal; hij zag daar al weer zoo'n „prison" van zes verdiepingen verrijzen. Hier komen wij weer op het adres van Heemschut terug. Want het is hier niet de vraag om wat meer of minder architectonisch schoon, maar om de juiste verhoudingen van onze grachten. Ons voorgeslacht heeft dat alles stellig niet met den maatstok uit gemeten, maar het had een gevoel voor verhoudingen, dat het in staat stelde het wereldberoemde stadsschoon der Amsterdamsche grachten tot stand te brengen. Het gaat hier om heel wat belangrijker dingen dan om de vraag, of er een enkel leelijk of banaal huis aan de grachten wordt gebouwd; wij wezen reeds op den liefdedienst der boomen. Maar door het bouwen van hooge gebauwen aan onze grachtenjyorden alle ver houdingen scheef getrokken en ontstaat een stadsbeeld, dat zeer onbevredigend werkt. Men lette eens op den hoogen achterbouw van een der huizen in de bocht van de Heerengracht. Maar dat is kinderspel vergeleken bij het New-Yorkschegebouw van de Handelmaatschappij. Op zich zelf is over dat gebouw geen kwaad te zeggen, hoewel ook hier weer is geofferd aan den zonderlingen smaak van dezen tijd om huizen te bouwen zonder dak. Maar er loopen zooveel menschen zonder hoed tegen woordig, dat een huis zonder dak misschien wel in den stijl van dezen tijd is. Maar het ergste is de ge weldige en voor Amsterdam geheel disproportioneele hoogte van dit handelspaleis. Men lette eens op, hoe ver men dit monstergroote huis al kan zien en hoe het zich overal opdringt, hoe het alle verhoudingen verbreekt, hoe het de geheele buurt neerdrukt tot doffe verslagenheid. Waarlijk het werd tijd, dat Heemschut een noodkreet deed hooren. Maar intusschen is het kwaad reeds geschied. De Westeinderplas bij Aalsmeer. Het bestuur der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland heeft tot den Minister van Waterstaat een request gezonden, waarin men zich aansluit bij het verzoek, dat de afdeeling Aalsmeer van de Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde tot genoemden minister heeft gericht, om die maatregelen te willen nemen, waardoor het dreigend gevaar voor drooglegging van den Westeinder Plas alsnog zal kunnen worden voorkomen. De Kamperbinnenpoort te Amersfoort. Naar aanleiding van een artikel in .the American Architect" over de verbouwing van een kathedraal te Chicago, waarvan de te kleine koor ruimte was vergroot door het koor in zijn geheel een travee achteruit te brengen en de ontstane gaping aan te vullen, schrijft de architect J. C. Meischke in het „Bouwkundig Week blad" over de mogelijkheid van een dergelijke oplossing ver breeding ten bate van het verkeer van de Kamperbinnen poort te Amersfoort.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1923 | | pagina 7