m
iUöj^lDtOGT
HET RAADHUIS TE AMSTERDAM. (ZIE DE DUBBELE LOSSE PLAAT)
edert 1808 moet Amsterdam zijn stadhuis
missen, dat Lodewijk Napoleon toen als
paleis in gebruik nam. Deze eerste koning
ondervond al gauw, hoe ongeschikt het
gebouw voor die bestemming was. Dit heeft echter
zijn opvolgers nooit weerhouden, er hun intrek te nemen.
Doch terwijl Lodewijk er althans eenige maanden
achter elkander gewoond heeft, lieten de latere vorsten
het gebouw in den-regel een en vijftig weken van het
jaar leeg staan.
Het gemeentebestuur moest zich met het Prinsenhof
blijven behelpen. De pogingen, die hel deed, om
,,'s Werelds Achtste Wonder" weder terug te krijgen,
slaagden niet. Amsterdam behoeft daar echter niet om
te treuren, want een stadhuis uit de zeventiende eeuw,
voor de behoeften en voor den regeeringsvorm, die
tot 1795 bestonden, gebouwd, zou volkomen ongeschikt
wezen voor den tegenwoordigen tijd.
Een nieuw raadhuis is noodig. Maar de omstandig
heden laten niet toe, dat een zoo groot werk wordt
ondernomen en daarom wil men er zich voorloopig
mede behelpen, aan het Prinsenhof een nieuwen vleugel te
bouwen, waarvoor het gedeelte ten zuiden van den ingang
en de huizen tot aan de Agnietenstraat worden gesloopt.
De gebouwen, welke thans onder den moker vallen,
gaven aan den Oudezijds Voorburgwal, een der schoonste
grachten van de hoofdstad, een typisch aanzien. De
oude vleugel van het Prinsenhof, waar eens de heeren
van de Admiraliteit woonden, had eenvoudige vormen
en goede verhoudingen, onder de huizen bevond zich
een der beste, door Philips Vingboons ontworpen.
Een weekblad zegt daarvan„Het is natuurlijk jammer,
maar het kan nu eenmaal niet anders, dan dat terwille
van de moderne gebouwen deze huizen moesten wijken.
Het is nu eenmaal zoo, dat er soms een eind moet
komen aan oude huizen, ook al zijn ze mooi". Dan
volgt deze hartverheffende beschouwing: „Speenhoff
dichtte indertijdZelfs aan tantes komt een eindwelnu
eenige oude tantes hebben hier heur eind gevonden".
De geest, die zich hier uit en die is opgeweld uit het
gemoed van een beoefenaar der bouwkunst, teekent
de mentaliteit onzer „jongeren". Voor hen geldt het
woord „Cet age est sans pitié", dat niet van Speenhoff,
maar van Victor Hugo afkomstig is.
Men wist tot dusver niet, wat er in de plaats zou
komen van de schoonheid, die verdwijnen moest. Doch
a
fl
B
B
B
B
fl
B
fi 1
B
B
B
8
B
B
B
B
B
a
0
a
b
e
a
a
B
san-a sb aai
fl B B B S B B B 0
.w**? '.w*:-*
a
fl
B
B
fl
B
B
B
a
B
ta
DE SINT PIETERSBERG BIJ MAASTRICHT
NAAR EEN TEEKENING VAN J. H. G. P. DE ROUW
IBBBI
a
a
i a