206
DE BOUWWERELD.
De gemeente Rotterdam heeft dit huisje, dat onbe
woonbaar was, korten tijd geleden „gerestaureerd",
voor den prijs van ongeveer 1000 gulden toen en
van binnen minstens zoo erg huisgehouden als van
buiten. Zou daar de Wethouder van Plaatselijke
Werken, Mr. De Jong, iets van weten? Hij, de
warme verdediger van Berlage's Hofplein? Wij
kunnen het moeilijk gelooven. Toch mocht Rotterdam
wel wat doen om het onrecht, aan dit huisje begaan,
zoo spoedig mogelijk te herstellen. Wij zullen aan
een ons bekend architect, die veel er voor voelt, het
oorspronkelijke te behouden, eens een berekening van
kosten vragen en volhouden tot het huisje er staat in
den vorm, op de tweede rekening aangegeven, zooals
het behoort te zijn.
Wij gaan dus met nieuwen ijver beginnen om te pogen,
het mooie huisje in zijn ouden vorm hersteld te krijgen.
In de eerste plaats doen wij daarvoor een beroep op
het Bestuur der gemeente, in het bijzonder op den
Burgemeester, van wien wij weten, dat hij veel voelt
voor het mooie dat Oud-Holland nog heeft. Wij
willen hem verzoeken, zijn grooten invloed in Den
Haag aan te wenden om het doel te bereiken. In de
tweede plaats geldt dit beroep de bewoners van
Overschie, die er evenzoo over denken als wijEn
Overschie telt er nog heel wat.
A. v. E.
Red. Het treft ons dat onze medewerker niet
in de eerste plaats gedacht heeft aan de vereeniging
„Overschie's Belang". Op haar weg ligt het toch, volgens
artikel 3 van hare statuten, om in gevallen als dit
te waken voor de belangen van ons dorp, waartoe
ook behoort het voorkomen van vandalisme tegenover
het weinige, dat ons dorp nog siert op architectonisch
gebied.
Wij vragen ons af, is onzen medewerker het bestaan
dezer vereeniging onbekend Waar is de oorzaak,
daarvan te zoeken? Elk ingezetene moet toch weten
dat er een vereeniging ter plaatse is, die in de bres
springt, wanneer gevaar dreigt. De vereeniging zelve
kan meer doen, dan tegenwoordig geschiedt, om de
ingezetenen* die overtuiging te geven. Verleden jaar
wist men, dat Rotterdam f 600 had uitgetrokken voor
de restauratie van dit gebouwtje. Het bestuur was
verheugd met dit nieuwtje, maar of er werk van
gemaakt is om te onderzoeken bij de bouwpolitie
te Overschie, waar die restauratie in zou bestaan, is
ons niet bekend.
Was dit evenwel geschied, en had men het gemeente
bestuur op het vandalisme opmerkzaam gemaakt, dan
was er vermoedelijk kans geweest om zulk geknoei
te voorkomen.
Maar het is nog niet te laat om met vereende krachten
tot het doel van onzen geachten medewerker te komen
en het mooie huisje te brengen tot een staat, waardoor
het een sieraad wordt voor ons dorp.
Wij betwijfelen echter, of het wel goed is, in
de eerste plaats deze zaak bij Burgemeester en
Wethouders te brengen, gezien onze ervaringen met
de opgravingen te Schiewijk. Herhaaldelijk brachten
wij die onder de aandacht van Burgemeester en Wet
houders, wij meenden ook hun het groote belang van
het behoud van den put duidelijk gemaakt te hebben.
Over dezen put, een sieraad voor de gemeente, een
overblijfsel uit de geschiedenis van ons dorp, hopen
wij later nog wel iets te zeggen.
Hoe waren wij echter teleurgesteld toen wij vernamen,
dat Burgemeester en Wethouders den put reeds hadden
gedempt! Er was, zoover ons bekend, nog geen kalf
in verdronken.
Het College van Burgemeester er Wethouders heeft
door deze daad getoond niets te voelen voor Oud-
Overschie, noch vóór Oud-Holland.
DE SINT PIETERSBERG BIJ MAASTRICHT
n ons nummer van 2 Augustus 1922 hebben
wij, naar aanleiding van de pogingen, die
door den Bond Heemschut werden gedaan,
om het afgraven van den St. Pietersberg
door een Belgische maatschappij te voorkomen, ge
wezen op het gevaar, dat voor dergelijke „natuur
monumenten" dreigt.
De zaak trok destijds maar weinig belangstelling.
Maar toen onlangs geleerden te Maastricht zamen
kwamen en zagen, wat er gebeurde, is men de alarm
klok gaan luiden en heeft een lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal den Minister van Binnen-
landsche Zaken vragen gesteld en bescherming van
natuurmonumenten door de wet geëischt. Dit is echter
gemakkelijker gezegd, dan gedaan.
Verleden jaar is op het congres te Stuttgart, waar
allerlei vraagstukken betreffende heemschut ter sprake
kwamen, ook het beschermen van natuurmonumenten
besproken. Toen werd medegedeeld, dat voor die
bescherming in verschillende landen wettelijke be
palingen waren gemaakt, maar dat die weinig baat
brachten, daar men den eigenaars slechts dan kan
beletten, van hun bezit het gebruik te maken, dat
hun het meest voordeelig voorkomt, als men ze uit
de openbare kas schadeloos stelt. En in den tegen-
woordigen tijd is daar geen denken aan.
Zal men in Nederland een ander middel kunnen
vinden? Wij moeten het antwoord, dat de Minister
van Binnenlandsche Zaken zal geven, afwachten. Maar
wij hebben niet veel hoop.