394 DE BOUWWERELD. die deels in den zomer, deels in den winter gehouden worden. De zomercursussen, die in den vacantietijd worden gehouden, zijn bestemd voor ambachtsbazen en leeraren aan ambachtsscholen. De leider van zulk een cursus wijst den deelnemers op de goede oude gebouwen, in de omgeving nog aanwezig, die hij laat opmeten en in teekening brengen. De wintercursussen zijn bestemd voor het maken van eenvoudige ontwerpen, waarbij van wat in den zomer geleerd is partij wordt getrokken. In 1916 zijn twee commissies begonnen met het maken van ontwerpen voor verschillende typen van boerderijen. De Deensche landbouw heeft een hooge vlucht genomen, doch de boerderijen, die in de 19e eeuw werden gebouwd, zijn al even leelijk als die elders verrezen. De groote Deensche landbouw-hchamen geven aan de commissies veel steun. Zooals reeds in „De Bouwwereld" van den 22sten Februari 1922 werd medegedeeld,heeft „BedreByggeskik" zich ook aan den stadsaanleg gelegen laten zijn. De vereeniging nam het initiatief toi het stichten van het „Dansk Byplanelaboratorium", het Deensche laborato rium voor stadsaanleg, dat door de samenwerking van verschillende lichamen te Kopenhagen kon worden gevestigd. Hier vinden architecten, hygiënisten, inge nieurs, autoriteiten en zij, die verder in stadsaanleg belang stellen alles, wat zij behoeven. „Bedre Byggeskik" krijgt per jaar een subsidie van 20.000 kronen uit de staatskas. De vereeniging moet 'daarvoor haar adviesbureau ten dienste stellen van de regeeringsorganen, die dit verlangen. Het laatste artikel is gewijd aan wat in Denemarken gedaan wordt, om de schoonheid in de natuur te behouden. Reeds in de zestiende eeuw namen de Deensche koningen maatregelen, om het vellen van bosschen tegen te gaan, omdat zij veel aan het jacht vermaak deden. Doch die maatregelen hebben maar weinig baat gebracht, want zij werden alleen toegepast op het eiland Seeland, waar de koninklijke kasteelen stonden. Daar ziet men nog uitgestrekte beukenbosschen, maar Jutland, dat oorspronkelijk ook veel bosschen had, was, wat zijn westelijk deel betreft, in het midden der negentiende eeuw een kale zandvlakte geworden. In 1864 werd de Deensche Heidemaatschappij op- gericht)v die met het bebosschen der zandvlakten begon en daarmede sedert is voortgegaan. Aanvankelijk werd dit werk zeer toegejuicht. In den laatsten tijd wordt echter deze ontginning der heidevelden niet meer zoo gewaardeerd; velen zijn van oordeel, dat een ongerepte heide mooier is dan de stijve aanplantingen van dennen, die de Heidemaatschappij daarvoor in de plaats-doet komen. In 1912 kochten eenige Amerikanen van Deensche afkomst een oppervlakte grond ten zuiden van Aalborg in het noorden van Jutland, en verklaarden dit tot het Deensch-Amerikaansche Nationale Park. tyiaar er werd niet voor voldoende toezicht gezorgd en dit had ten gevolge, dat het publiek de gewassen vernielde en de dieren verdreef. Het beschermen van de natuur is het doel van een commissie, die door de Deensche Natuurhistorische Vereeniging, de Deensche Botanische Vereeniging en de Deensche Geologische Vereeniging werd ingesteld. Deze commissie heeft, met medewerking van het Ministerie van Landbouw, weten te verkrijgen, dat ver scheidene merkwaardige „natuurmonumenten" ongerept zullen blijven, zooals het eikenbosch van Hald bij Viborg, waar eeuwenlang de mensch niet heeft inge grepen, zoodat er allerlei zeldzame dieren en planten voorkomen. Op het eiland Bornholm, dat een ander karakter heeft, dan het overige Denemarken, is in 1906 een plaatselijke vereeniging gesticht, die het natuur schoon tracht te behouden. In 1917 is in Denemarken een wet aangenomen, die de bescherming der natuur regelt. Wie meent, dat een terrein waard is, beschermd te worden, moet zich wenden tot een rijkscommissie van deskundigen, die uit vijf leden bestaat en die, na onderzoek, uitmaakt of het terrein al dan niet zal beschermd worden. In verschillende districten is zulk een commissie ingesteld. Van de uitspraken dezer commissies bestaat beroep op een commissie, wier leden door het „Folketing" worden aangewezen. De commissie bepaalt, wat aan den eigenaar van het terrein als schadevergoeding zal worden betaald, welk bedrag dan door den Minister van Justitie bij den „Riksdag" wordt aangevraagd. Op deze wijze zijn reeds vele belangrijke streken van Denemarken, die als „natuurmonument" kunnen gelden, voor het nageslacht gered. EEN OPSTEL VAN C. B. POSTHUMUS MEYJES oen wij C. B. Posthumus Meyjes, na zijn onverwacht overlijden, herdachten, hebben wij er aan herinnerd, hoe hij, omstreeks 1880, ook medegewerkt heeft aan het toen pas bestaand weekblad „De Amsterdammei", onder den schuilnaam „Duplex". Die naam was gekozen, omdat beurtelings hij en de schrijver dezer regelen een opstel inzond. Een gelukkig toeval deed ons het handschrift van een der opstellen van Posthumus Meyjes vinden, dat wij hier laten volgen. Men ziet, t

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1922 | | pagina 8