DE BOUWWERELD.
393
wordt op een wijze, die overeenkomt met haar oor-
spronkelijken stijl" en dat er op eigen houtje geen
verbouwingen of vergrootingen geschieden. Geen kerk
mag gesloopt worden zonder verlof van den Minister
van Eeredienst, die tijdig kennis geeft van zijn besluit
aan den directeur van het Nationale Museum te Kopen
hagen. Wanneer de eigenaars van een kerk bezwaar
hebben tegen een beslissing, door de commissie van
toezicht genomen, dan bestaat er beroep op een hooger
college, dat uit een proost en vier deskundigen is
samengesteld.
Wanneer een kerk bijzonder belangrijk is, dan be
noemt de regeering een commissie van drie deskundigen
om over haar herstelling advies te geven. Zulk een
commissie bestaat voor alle domkerken en de kerken
te Kalundborg, te Sorö, te Ringsted, te Hedinge, te
Maribo, te Ledöge, op Bornholm, te Valby en voor de
Frederikskerk en de Frelserskerk te Kopenhagen.
Ofschoon de wet van 1861 voor haar tijd zeker
goed was en er ongetwijfeld monumenten door behouden
werden, heeft zij toch een gebrek. Zij geeft namelijk
geen omschrijving, van wat onder een deskundige
moet worden verstaan. Dit heeft ten gevolge gehad,
dat soms personen werden aangewezen, die, ofschoon
technisch bekwaam, toch geen verstand van oude
kunst hadden, zoodat zij allerlei vandalisme foelieten.
Er is thans bij den „Riksdag" een wetsontwerp inge
diend, dat de oude wet moet vervangen en dat nu door de
commissie voor de kerkelijke aangelegenheden wordt
onderzocht.
Werd er dus voor het beschermen der oude kerken
wat gedaan, andere oude gebouwen moesten het zonder
bescherming stellen. Voor de koninklijke paleizen was
in 1856 een commissie ingesteld, die alle plannen tot
verbouwing of herstelling er van moest beoordeelen.
Maar overigens liet men de oude gebouwen vervallen,
of brak men ze af, omdat „de vooruitgang dit eischte".
Pas in het begin der twintigste eeuw kwam er ver
betering. ToenwildemenhetoudeKarmelieter-ziekenhuis
te Helsingör, dat door den Nederlandschen bouwmeester
Mattheus Rubensaadt voor Harluf Trolles was
vergroot, afbreken. Maar eenige belangstellenden wisten
het gebouw te redden en Jieten het, met aanzienlijke
geldelijke offers, door den architect Storck restaureeren.
Toen echter kort daarna een der merkwaardigste
oude patriciërshuizen te Viborg door het stadsbestuur
gesloopt zou worden, baatten geen pogingen om het
te behouden. Dit had ten gevolge, dat in 1907 de
„Vereeniging tot het behouden van oude gebouwen"
werd opgericht. Zij heeft haar zetel te Kopenhagen
en haar correspondeerende leden waarschuwen het
bestuur, wanneer ergens gevaar dreigt. De vereeniging
heeft echter nog te weinig middelen; haarjaarlijksche
inkomsten bedragen omstreeks 8000 kronen. Daarom
kan zij geen oude gebouwen aankoopen, maar moet
zij er zich toe bepalen, door overreding het afbreken
of bederven te voorkomen. Ook geeft zij soms subsidies
voor het restaureeren van gebouwen. De Vereeniging
tracht vooral opvoedend en propagandistisch te werken,
door het uitgeven van een tijdschrift „Oude Deensche
Bouwkultuur."
Den 12den Maart 1918 heeft de „Riksdag" een
heemschut-wet aangenomen, die niet slechts de schoon
heid in de natuur maar ook de oude gebouwen be
schermt. Deze wet bepaalt, dat de oude gebouwen
moeten worden geïnventariseerd en wel op twee
lijsten. De eerste lijst moet de gebouwen bevatten, die
uit een oogpunt van kunst groote waarde hebben, de
tweede de gebouwen, die, ofschoon van niet zóó
groot belang, toch verdienen behouden te blijven. Bij
de gebouwen, die op de eerste lijst voorkomen, moet
de eigenaar, als hij ze herstellen of veranderen wil,
de aanwijzingen van door den staat benoemde
deskundigen volgen; hiervoor kan hem een subsidie
uit de staatskas worden gegeven.
Bij het artikel zijn huizen te Helsingör, te Ribe, te
Assens, te Randers, te Kolding en te Svendborg, die
gerestaureerd werden, afgebeeld.
Het volgende artikel geeft een overzicht van wat
gedurende de laatste jaren in Denemarken is gedaan,
om het beter bouwen te bevorderen. Nadat reeds sedert
1907 verschillende pogingen waren gedaan, werd in
1915 de vereeniging „Bedre Byggeskik" opgericht, die
meer dan 400 ambachtsmeesters, landmeters en archi
tecten als leden heeft. De naam der vereeniging luidt,
vertaald, „Betere wijze van bouwen". De vereeniging
heeft een bestuur en een raad van vertegenwoordigers.
In dien raad hebben voor ieder „amt" van Denemarken
vijf vertegenwoordigers zitting, waarvan minstens drie
ambachtsbeoefenaars moeten zijn. De „amten" Kopen
hagen en Frederiksberg hebben ieder tien vertegen
woordigers. Deze vertegenwoordigers moeten in hun
district nagaan, welke bouwplannen er in voorbereiding
zijn, opdat de vereeniging daarbij raad kan geven. Ook
moeten zij cursussen inrichten voor ambachtslieden.
Volgens hare statuten stelt de vereeniging zich ten
doel het verbeteren van het bouwen in Denemarken
en wel door: 1. het oprichten van aan adviesbureau;
2. het inrichten van cursussen voor ambachtslieden
ten plattelande; 3. het beschikbaarstellen van type-
teekeningen voor huizen en boerderijen, waarbij zoowel
op de inrichting, als op de samenstelling, op de zuinigheid
en op een aangenaam uiterlijk is gelet; 4. het ver
spreiden van die teekeningen5. het houden van
tentoonstellingen; 6. het organiseeren van voordrachten;
7. het geven van premiën aan eigenaars van goed
gebouwde huizen en het uitreiken van getuigschriften
aan ambachtslieden.
De vereeniging maakt vooral werk van de cursussen