390
DE BOUWWERELD.
verloren. Maar althans voor een daarvan is een ander
in de plaats gekomen. Toen in 1824 de Groote Hout
poort was afgebroken moest, ter wille van de stedelijke
accijnzen, de stad daar een afsluiting krijgen. Men had
met een eenvoudig hek kunnen volstaan, doch men
verlangde een monumentale oplossing.
Daarom wendde het stadsbestuur zich tot den ver
maarden architect Tieleman Franciscus Suys, die in
1783 te Oostende geboren was. Hij studeerde eerst
aan de Academie te Brugge en ging in 1806 naar de
Ecole des Beaux Arts te Parijs, waar hij tot het atelier
van Charles Percier behoorde. Hij maakte daar kennis
met Jan de Greef, die voor rekening van Koning
Lodewijk Napoleon studeerde.
In 1812 behaalde Suys den Prix de Rome en vertrok
als pensionivire naar de Villa Médicis, die hij echter
in 1815, toen Napoleon gevallen was, moest verlaten.
Koning Willem I strekte toen zijn beschermende
hand over De Greef en Suys uit. De eerste werd
aangesteld als hoogleeiaar aan de school te Delft, die
in 1816, als navolging van de Ecole Polytechnique te
Parijs, was opgericht. Suys kreeg een jaargeld van
den Koning, om in Italië te kunnen blijven studeeren.
Hij maakte een opmeting van het Palazzo Massimi
alle Colonne te Rome, die op kosten van Willem I te
Parijs werd uitgegeven.
In 1820 werd Jan de Greef, stadsarchitect te
Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart,
die sedert 1777 Directeur van Stads-weiken geweest
was en die den 3den Februari van dat jaar stierf.
Ook aan de Koninklijke Academie, door Willem I
te Amsterdam gesticht, werd De Greef als leeraar
aangesteld. Toen Suys in 1820 bekroond was in een
prijsvraag voor een Paleis der Maatschappij van Schoone
Kunsten en Letteren te Gent, werd ook hij aan de
Academie te Amsterdam verbonden.
De Greef en Suys hebben de Nieuwe Luthersche
kerk te Amsterdam, die in 1822 verbrandde, hersteld.
Willem I was Haarlem zeer genegen; men ziet nog
altijd zijn borstbeeld in den noorderkruisbeuk der
Groote Kerk. Op aanbeveling van den Koning werd
in 1825 Suys met het maken van het ontwerp voor
de barrière, die de Groote Houtpoort zou vervangen,
belast.
Het ontwerp omvatte, behalve twee met een Tos-
kaansche ordonnantie versierde huisjes voor de kom
miezen der stedelijke accijnzen en het hek daartusschen,
ook een verbreeding van de oude biug der poort door
gewelven, die de geheele breedte der Singelgracht
overspanden.
Deze gewelven van baksteen waren niet goed uit
gevoerd en stortten reeds in, eer de brug nog voor
het verkeer werd geopend. Suys kwam daardoor in
groote onaangenaamheden. Doch Willem I wist hem
daaraan te onttrekken^ door hem tot zijn architect te
benoemen, als hoedanig de kunstenaar in het laatst
van 1825 naar Brussel vertrok. Dit vertrek werd door
de Haarlemmers als een „vlucht" van den bouwmeester
beschouwd.
De brug werd in 1826 op afdoende wijze hersteld
en-de groote gewelven dragen nog altijd de op de
aanraseering daarvan gemaakte, verhoogde en geplaveide,
voetpaden.
Het ongeluk deed Suys geen schade. Hij werd lid
van het Koninklijk Nederlandsch Instituut en ontwierp
daarna de belangrijkste Roomsch Katholieke kerken in
Noord-Nederland, zooals die van de H. Theresia te
's-Gravenhage en die van den H. Antonius van Padua
te Amsterdam.
De Groote Houtpoort, zooals men de barrière sedert
is blijven noemen, is een der belangrijkste monu
menten uit het begin der negentiende eeuw, die
Haarlem bezit. Men liet het dan ook in wezen, toen
in 1865 de stedelijke accijnzen waren afgeschaft.
Alleen de hekken werden weggenomen.
Maar, gelijk het fraaie werk, door de achttiende
eeuw tot stand gebracht, door de negentiende eeuw
veracht werd, ofschoon men het thans weder op zijn
waarde schat, zoo is er tegenwoordig minachting voor
wat in de negentiende eeuw gemaakt werd.
Menschen, die van kunst niet het minste verstand
hebben, schelden de huisjes van Suys voor „d-obbel-
steenen" uit, en meenen, dat het werk.van 1826maar
hoe eer hoe liever moet worden opgeruimd. De
„eischen van het verkeer" doen thans opgeld.
In 1913 besloot de gemeenteraad van Haarlem, de
huisjes te doen afbreken. Maar het afbreken werd
belet door de tijdsomstandigheden, daar spoedig daarna
de oorlog uitbrak. In 1917 werd weder tot het afbreken
besloten. Het optreden van den Bond Heemschut en
van de Vereeniging „Haerlem" had toen ten gevolge,
dat het besluit van den gemeenteraad door de Kioon
werd vernietigd. Het werk van Suys was dus gered.
Maar in zijn vergadering van den 6 den December
1922 besloot de gemeenteraad andermaal „gezien de
veranderde moderne verkeerstoestanden sedert 1917",
de kommiezenhuisjes af te doen breken en de werken
(het verbreeden der trottoirs, het maken van een
ondergrondsch urinoir en een closet) die Burgemeester,
en Wethouders aan de brug wilden doen verrichten,
niet uit te voeren, eer dit raadsbesluit door de Kroon
is goedgekeurd.
De Burgemeester deelde mede, dat hij zou trachten,
dit raadsbesluit vernietigd te krijgen. Wij verwachten,
dat Heemschut en „Haerlem'' hem daarbij steunen
zullen en dat de Kroon zal handelen als vijf jaar
geleden.
Voor het verkeer van den Hout naar de Groote-
Houtstraat is de brug voldoende breed; de verhoogde