DE BOUWWERELD
VIJFDE „HEEMSCHUT'-NUMMER 1922
XXIE JAARGANG No. 46
15 NOVEMBER 1922
RED.: A. W. WEISSMAN. AMSTERDAM. UITGEVER: F. VAN ROSSEN
HEEMSCHUT IN WURTEMBERG
et heemschut-congres, te Stuttgart van den
27sten tot den 30sten October 1922 ge
houden en waarvan wij in ons No. 41
verslag gaven, hield zich met velerlei
belangrijke vraagstukken bezig. Misschien het belang
rijkste was wel het onderwerp „Heemschut en water
bouwkunde", dat door Dr. von Casimir uit München
werd ingeleid en tot eenige bespreking aanleiding gaf.
Niet alleen in Duitschland, doch ook in andere
landen van Europa streeft men er naar, de rivieren,
beter dan thans, voor de scheepvaart geschikt te
maken. De werken, die ter bereiking van dit doel
moeten worden uitgevoerd, doen meestal groote schade
aan de schoonheid, omdat de ingenieurs, die ze ont
werpen, met het zbtiveel mogelijk behouden dier
schoonheid geen rekening houden. Ook komt het
voor, dat werken, die door het voorgeslacht zijn
gemaakt in een tijd, toen ook utiliteits-architectuur,
als vanzelfsprekend, nog schoon was, veranderd
moeten worden, om aan de hedendaagsche eischen te
kunnen voldoen. Bij die veranderingen moet de
schoonheid het meestal ontgelden.
Wurtemberg heeft, misschien meer dan eenig ander
land, zijn mooie oude steden tamelijk ongerept weten
te behouden, van daar dat de „Bund für Heimatschutz
in Württemberg und Hohenzollern" een dankbaar
arbeidsveld te bewerken had. De tijdsomstandigheden
zijn, natuurlijk, op het oogenblik voor dit lichaam
ongunstig. Diezelfde tijdsomstandigheden maken echter,
dat veel plannen, welker uitvoering de schoonheid
schade zou doen, onuitgevoerd moeten blijven, omdat
dc-middelen ontbreken.
Wurtemberg heeft betrekkelijk weinig groote monu
mentale gebouwen, zooals de Munsterkerk te UIm en het
paleis te Ludwigsburg, maar men vindt er veel schilder
achtige stadjes, dorpen, kasteelen en kloosters, die
door den modernen tijd nog maar weinig bedorven zijn.
Gedenkteekenen van kunsthistorische waarde treft
men niet veel aan, maar de ligging der gebouwen, op
bergen, aan kronkelende straatjes, aan kleine pleintjes,
langs riviertjes, is haast altijd zeer bekoorlijk.
De voornaamste rivier van Wurtemberg is de Neckar,
die bij Wimpfen door Baden begint te stroomen, om
langs Heidelberg bij Mannheim den Rijn te bereiken.
Het scheepvaartverkeer op den Neckar had in
vroeger tijd weinig te beteekenen. De rivier diende
voornamelijk voor het vervoer der vlotten, die uit de
stammen, in het Zwarte Woud geveld, werden samen
gesteld. Die vlotten, met huizen bebouwd, zakten dan
den Rijn af naar Dordrecht, en waren, als het ware,
de stoombooten van den goeden ouden tijd. Menig
Wurtemberger is op zulk een vlot in de achttiende
eeuw in Nederland aangekomen, om daar een tweede
vaderland te zoeken en te vinden. Doch die vlotten
varen al lang niet meer en de Neckar zou stil ge
worden zijn, als hij niet van Heilbronn tot Mannheim
voor vaartuigen van niet te groote afmetingen bevaar
baar was gemaakt.
Boven Heilbronn, tot Tübingen, is op den Neckar,
van scheepvaart echter weinig te merken. Daar heeft
de rivier nog haar vrijheid; slechts hier en daar is
een stuw gemaakt, waarover het water schuimend
stroomt; eenige molens en een paar fabrieken worden
door den stroom gedreven.
Doch Duitschland heeft goede waterwegen noodig.
Men wil niet slechts den Neckar tusschen Mannheim
en Heilbronn beter bevaarbaar maken de stuw met
de sluizen, die bij het Heidelberger slot gemaakt zullen
worden, hebben reeds heftige protesten uitgelokt
doch de bedoeling is ook, den bovenloop der rivier,
tot Plochingen, te normaliseeren.
Vóór den oorlog heeft de „Wiirttembergische Strassen-
und Wasserbau Verwaltung", die met onze „Waterstaat"
overeenkomt, er zich op toegelegd, om, als werken