260
DE BOUWWERELD.
PERSONALIA =m
van bespreking waren: de herstelling der beroemde Dortsche
koorbanken (waarvoor ongeveer f2000 bijeen is); de bedreiging
van het Oude Delft; de toestand der oude begraafplaats te
Katwijk en van de torens te Hazerswoude en te Nieuwkoop;
de vervallen staat van de Schiebrug bij Overschie met het
brugwachtershuisje van 1657. Vervolgens werd de Haagsche
monumentenverordening besproken.
In den namiddag bracht men een bezoek aan de onlangs
gerestaureerde en met een nieuwe gewelfschildering verfraaide
Nederlandsche Hervormde Kerk te Rijswijk.
Het Huis Sypesteyn. De „Nieuwe Rotterdamsche Courant"
schrijft het volgende.
Reeds voor den oorlog is een begin gemaakt met het her
bouwen van de „Sypesteyn" op de oude, teruggevonden grond
vesten te Nieuw Loosdrecht. Wij hebben kunnen gadeslaan
hoe ieder jaar dit weloverwogen werk vorderde en hoe daarbij
alle gegevens met nauwgezetheid werden gebruikt. Aldus zagen
wij de tuinen en hoven, het park en het bosch ontstaan, letterlijk
opgroeiend uit wat er nog in den grond was gevonden. Evenzoo
was het met het kasteel zelf. Eerst allerlei bijgebouwen op het
voorplein, toen een toren, daarna een aansluitend gebouw, terwijl
het vorige jaar met het maken van, laat ons zeggen, den linker
vleugel, begonnen is. Dit werk nadert de voltooiing. Veel ont
breekt nog, maar er wordt voortdurend hard gewerkt en het
gebouw zal nog dezen zomer bewoond worden.
De inwendige verdeeling is zeer eigenaardig. Het geheel
bestaat feitelijk uit een zevental verschillende, aaneengevoegde
gebouwen. Bij dezen schijnbaar grilligen aanleg komt alles
echter tot een verrassende uitwerking. Dezen zomer zullen zes
van deze gebouwen gereed komen, het zevende, waarin tevens
de hoofdingang zal zijn, hoopt men het volgend jaar voltooid
te hebben. Daarmede is dan de grootste helft op de funda
menten weder opgebouwd.
De indeeling, welke het gevolg was van den samengestelden
aanleg, is gelukkig zeer practisch bevonden voor gebruik en
bewoning De stand van de muren werd door de fundamenten
bepaald, doch men was vrij, wat de afmetingen en de plaats
van de ramen betreft. Hierbij moest rekening worden gehouden
met de eisctign van bewoning. Een geheel middeneeuwsch
ingericht kasteel is in onzen tijd een onbruikbaar gebouw. Toen
men in de XlVe eeuw meer gebruik van glas ging maken,
werden, naarmate het minder kostbaar werd, de vensters grooter
en talrijker en op het einde van de XVe eeuw waren zij, zoo
als zij thans in dit kasteel zijn aangebracht.
Het was een schoone, zonnige dag, na regen, toen wij deze
eigenaardige nederzetting, vol bekoring, bezochten. Naast de
grachten rijzen de strakke, van geweldige „reuzenmoppen" ge
bouwde zware muren met de kleine vensters in glas en lood,
uit het welige geboomte. Staande in den rozentuin, waar
honderden rozen geurden, genoten wij het wonderlijke schouw
spel van de opeenvolging van de sober-fraaie lijnen. In de
verte, achter andere boomgroepen, rees de mooie toren der
kerk en het dak van de oude kapel, (nu een deel uitmakend
van de kerk te Nieuw Loosdrecht). Er was overal gerucht van
vogels, de wind ruischte door het gebladerte. Waarlijk, opnieuw
beleefden wij een stemming, die hier op deze plek in de midden
eeuwen moet hebben geheerscht.
Bij het gaan door het kasteel trof het ons, hoe het heldere
licht er overvloedig binnen dringt Het geheel lijkt zeer geschikt
voor museum, terwijl een gedeelte voor bewoning wordt bestemd
De tentoonstellingen van steeds afwisselenden aard, die op
deze plaats (in andere, toen bestaande gebouwtjes natuurlijk)
vóór 1914 werden hehouden, hadden zooveel succes, dat daar
voor nog steeds vele bezoekers komen.
Het Gooi heeft buitengewoon weinig inrichtingen van oude
kunst en kunstnijverheid, die voor het publiek toegankelijk zijn.
Dit is een groot gebrek bij het uitgebreide vreemdelingen
verkeer. De bezoekers van het Gooi, die behalve plassen en
heuvels, vennen en heiden, bosschen en verder natuurschoon,
ook willen zien, welke oudheden en geschiedkundige bijzonder
heden de streek bezit, missen er de musea Ook in de pro
vincie Utrecht is, behalve in de hoofdstad, alleen te Amersfoort
een gemeentemuseum.
Een hulde.
Ludwig Hoffmann, de gemeente-architect van Berlijn, is
onlangs zeventig jaar geworden. De gemeenteraad nam toen
niet, zooals bij ons gebruikelijk is, het besluit, hem eervol,
met recht op pensioen, te ontslaan, doch zond hem den
volgenden brief.
Hooggeëerde Heer „Stadtbaurat"! Met bijzondere vreugde
viert het stadsbestuur den dag, waarop Gij, nog ijverig werkend,
Uw zeventigste levensjaar voleindt Onvermoeid en met
scheppende liefde versiert Gij, sedert haast een menschenleven,
onze stad met Uw meesterlijke gebouwen, waarvan de steenen
nog zullen spreken tot de geslachten, die na ons en onzen
moeilijken tijd zullen komen.
Begaafd met rijke kennis en als kunstenaar gerijpt kwaamt
Gij snel omhoog en steldet Gij Uw leven en scheppen in den
dienst van onze stad, die thans overal Uw kunst toont.
De roemrijke geschiedenis der Berlijnsche bouwkunst, door
Schinkel begonnen, is door U vervolgd in een reeks van
werken, voor de meest verschillende doeleinden gesticht en
waarop Gij, bij alle verscheidenheid, het stempel van Uw
persoonlijkheid en van Uw verbeeldingskracht hebt gedrukt.
Bij het „Markische Museum" wist Gij de vormen, die de
gebouwen in de Mark en te Berlijn gedurende de middeneeuwen
toonden, weder te'pas te brengen. Het grootsche nieuwe stad
huis met zijn toren en hallen, het Rudolf-Virchow-ziekenhuis,
de „Bucher Bauten", de lange rij-^an scholen, badhuizen en
andere stedelijke gebouwen, uit Uw werkplaats voortgekomen,
welke telkens weder de bewondering wekken van allen, die Berlijn
bezoekdn, hangen ook samen met het sociale werk, dat onze
stad tot taak had.
Wanneer de stad Berlijn deze sociale taak, die haar thans
zoo moeilijk valt, toch nog kan verrichten, dan dankt zij dit
aan wat Gij, toen de tijden beter waren, dan nu, voor haar
hebt gedaan. Gij hebt U niet tot de nuchtere doeltreffendheid
bepaald, maar aan de weezen, de ouden van dagen en de
zieken, voor wie Gij hebt gebouwd, meer gegeven, dan huis
vesting, daar Gij, waar het van pas was, ook de versierende kunst
te hulp hebt geroepen.
De „Marchenbrunnen", in de volksbuurt Friedrichshain, is
terecht populair in den besten zin des woords geworden; hier
hebt Gij weten uit te drukken, hoe zeer U het geestelijke en
stoffelijke welzijn der bevolking van Berlijn aan het hart gaat.
Ontvang, hooggeëerde heer „Stadtbaurat", op dezen dag
met onze hartelijke gelukwenschen den dank der stad Berlijn
voor wat Gij haar tot nn toe geschonken hebt. Wij uiten den
wensch, dat het U gegeven moge zijn, nog lange jaren als
kunstenaar en als ambtenaar in haar dienst werkzaam te zijn,
waar U nog zooveel werk wacht.