258 DE BOUWWERELD. GEMENGDE BERICHTEN De plantsoenen te Arnhem. Het is geen sprookje, maar droeve werkelijkheid! Er was eens een tijd, dat Arnhem trotsch was op zijn bloemen en zijn gazons, er was eens een tijd, dat Arnhem er prat op ging met Haarlem genoemd te worden als bloemenstad van Nederland. Dat alles was eenmaal. Wie thans wandelt langs onze bloemperken, draait schaamrood het hoofd om. Zeker, het perk voor het station ligt er nog in zijn keurig onderhouden oud- Hollandsche netheid, als een groeiende, bloeiende reclame voor iederen vreemdeling, die argeloos Arnhem binnentreedt! de Janssingel slingert nog zijn guirlandes van rozen om de waterbekkens der fonteinen, maar de spichtige heliotrope- stammetjes doen toch reeds tamelijk „dun" op die reusachtige perken en de fletse leeuwenbekken kunnen het tekort aan felle kleur, dat perken van die afmeting best verdragen, moeilijk opheffen. Maar verder? Het Velperplein, verwaarloosd gras, stervende araucaria's; in het Zijpsche kwartier: afgetrapte grasranden, perken, waar we champignons verzamelen voor een padden stoelenmaaltje, gras, dat tot hooi geworden is, en ten slotte want we willen de schande onzer stad niet al te zeer aan de kaak stellen Onderlangs, ons eenig mooie Onderlangs. We hebben Onderlangs gekend als stortplaats, we hebben het gekend als botanisch dorado met zeldzame wilde planten, als losplaats voor boomen, als kweekplaats voor boontjes, maar zooals het er nu uitziet hebben we het nooit gekend! Langs het water een wildernis van een meier hoog onkruid, dat heel den zomer milüoenen zaadjes uitzendt; het gras overwoekerd door kamillen, duizendblad en ander wild goed, het perk bij school XI één ruigte van hoog opschietend onkruid. Alles verwaar loosd, veronachtzaamd, herinnerend aan den tuin van een sinds jaren onbewoonde villa. Zoo doet zich thans Onderlangs voor aan het oog van den stadgenoot en, helaas, ook van den vreemdeling. („Arnhemsche Courant"). De Oude kerk te Delft. Men begint langzamerhand te vor deren met de restauratie van de Oude Kerk te Delft. Veel moet echter nog geschieden, eer het gebouw weer voor den dienst in gebruik kan worden genomen. Nog slechts zeer weinig is er geschied aan het verbrande gedeelte. Dit komt omdat de belendende gedeelten zoodanig door den brand verminkt waren, zoowel muren als ramen enz., dat ook dit alles eerst moest worden hersteld Langzamerhand wordt dit nu voltooid. De eikenhouten kapspanten met muurstijlen, karbeels en sleutelstukken zijn gereed: de laatste worden thans aangebracht. Met het stellen der kap zal men spoedig aanvangen om zoo mogelijk het gebouw voor den winter onder dak te brengen. Eerst daarna volgt de afwerking van het inwendige van het gebouw, althans voor zoover de financien dit toelaten. Buiten de assurantie-penningen zijn er nog duizende guldens noodig, waartoe kerkvoogden een beroep op de gemeenteleden hebben gedaan. Men hoopt dat de restauratie het volgend jaar zal zijn voltooid. Oude gebouwen in Friesland. Het „Handelsblad" schrijft het volgende In een zoo oud land als Friesland, met een bevolking, die zoo trotsch haar karakter, taal en zeden wist te handhaven, zou men verwachten, veel oude gebouwen te vinden Doch die zijn er niet en vooral niet op 't platteland Overblijfselen van middeneeuwsche kasteelen zijn er in het geheel niet, daar Friesland nooit het leenstelsel heeft gekend. In het begin van de zestiende eeuw, in de periode van betrekkelijke rust der regeering van Karel V, gingen de Friesche edelen aanzienlijke „staten" bouwen, welke, in navolging van de sloten der Hol- landsche en Bourgondische ridders, wel het type hadden van een burcht, maar toch niet meer tegen geschut bestand zouden zijn en dan ook eigenlijk maar landhuizen waren. Nu zouden dan toch van die zestiende-eeuwsche kasteelen er dus vrij veel kunnen wezen in Friesland. Er zijn er echter nagenoeg geen meer. Heringa-State te Marssum bij Leeuwarden, is, zoo zegt A. W Weissman in zijn werk over dit gebouw en het daarbij behoorende Popta-Gasthuis, liet eenige kasteel uit dien tijd, dat nog in goeden staat verkeert. En dan nog is het niet meer zuiver zestiende-eeuwschTjalling van Eysinga, die het in 1630 bezat, heeft het toen laten verbouwen. Dat neemt nu niet weg, dat het een prachtig gebouw is, zorgvuldig gerestaureerd en tegenwoerdig nog min of meer in gebruik als regentenhuis van het Poptagasthuis. Het is, ook inwendig, in voorlreffelijken staat en wij waren, toen we het van binnen konden bezien, telkens weer in verrukking over verrassende schoonheden van architectuur of kunstnijverheid. Maar hoe komt het, dat er van al die oude Friesche staten en stinsen slechtt deze eene nog over is? Omdat er nooit eenig fideicommis of majoraat in Friesland is geweest. De goederen rolden dientengevolge van de eene in de andere hand, piëteit tot het behouden van een eeuwenoud familiegoed hadden de telkens weer nieuwe bezitters allicht niet. En zoo werd er afgebroken naar hartelust, zoodat er van de oude „staten" niets meer overbleef dan de namen. O, het wemelt nog van „staten" in Friesland en elke state heet naar een oud Friesch geslacht dat niet zelden een nog levend geslacht is. Maar al die „staten" zijn dood-gewone landhuizen uit de vorige eeuw geworden en naar wat wij hebben gezien of gehoord, zouden wij durven zeggen: Er woont in Friesland niet één familie meer op de state, die haar naam draagt. Neen, om oude kasteelen te zien, moet men niet naar Fries land gaan. Mooie buitenplaatsen zijn er genoeg. Maar de gebouwen die, er op staan, zijn onbe|angrijk. De Maria Magdalenakerk te Goes. De Maria Magdalenakerk te Goes, die thans door den architect H. van der Kloot Meyburg wordt hersteld, is gebleken in slechter toestand te verkeeren, dan men dacht. Het klokketorentje is gedeeltelijk opnieuw gebouwd moeten worden, waarvoor oude steenen gebruikt zijn, zoodat zoo min mogelijk te zien is van deze noodzakelijke vernieuwing. Met het oostelijk gedeelte van het noorder transept_ is men nu bezig. De balken, waarop het dak rust, zijn zoozeer door den tand des tijds aangejsst, dat deze vernieuwd moeten worden, evenals de onderste gedeelte van de binten die daar op rusten. De zware balken, welke de geheele overkapping ondersteunen en die dwars door het transept loopen, zullen ook nog vernieuwd moeten worden. De uiteinden hiervan zijn zoo vergaan, dat ze nauwelijks meer op de muren rusten. De zijramen van het noorder transept zeven in getal worden weer in goeden staat gebracht, waarbij zooveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de nog gave gedeelten van de tra ceeringen, zoodat slechts hier en daar een nieuw stuk steen wordt ingevoegd. Het glas, dat in deze ramen komt, zal zeer eenvoudig ge houden worden. Het drukke patroon van de reeds vroeger door den heer Frederiks herstelde ramen zal met meer worden gebruikt. Ook de zoogenaamde preekkerk het oude koor moet noodzakelijk hersteld worden, daar het regenwater door het dak heen op de banken druppelt. Hoogere Schoonheidscommissie te Leeuwarden. Indertijd stelde de gemeenteraad van Leeuwarden een hoogere schoon heidscommissie in, op wie beroep bestaat van de adviezen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1922 | | pagina 6