202
DE BOUWWERELD.
i
nota tegen de schending van het Gooische natuurschoon op,
ds heeren Polak en WeiSSMAN, wien niemand schoonheidszin
zal ontzeggen Doch de Minister houdt zich aan de conclusie
der meerderheid d.i. van de heeren Barnet Lyon, Modderman,
Salverda en Koster, dus een spoorwegautoriteit, de ontwerper
der plannen (die dus zijn eigen plannen moest beoordeelen en
van wien het bekend is, dat natuurschoon hem in het minst
niet kan bekoren!), de inspecteur van het Staatsboschbeheer
en de ex-burgemeester van Hilversum. In hun laatste adres
verzoeken B. en W. van Bussum, alsnog in de gelegenheid
gesteld te worden, hun gevoelen nader te formuleeren.
Inderdaad, een redelijke wensch van het bestuur eener
gemeente, die zoo nauw bij deze plannen betrokken is. Is het
niet schier ongeloofelijk, dat een dergelijke, hoogst gewichtige
aangelegenheid alleen wordt afgehandeld tusschen een departe
ment en een stoomtrammaatschappij? En zooals boven werd
aangetoond, ook Amsterdam heeft groote belangen in het Gooi.
Thans is het oogenblik gekomen, deze te laten gelden. De
Minister en zij, die met ruwe hand een streep door veel schoons
willen trekken, beweren dat het verkeer met Amsterdam voor
gaat. Welnu, Amsterdam zal dan toch ook wel een woordje
mee mogen spreken en deze verkeersbelangen eens onder de
oogen mogen zien en deze vergelijken met of toetsen aan de
belangen van volksgezondheid en volksvreugde.
In de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" schrijft BRUSSE een
feuilleton over het bederven van natuurschoon in het Gooi
ten bate van het verkeer.
„Tusschen Craailoo en Oud-Bussum, zoo zegt hij onder meer,
waar helaas al zooveel verstoord is door „villabouw", ligt het
nog altijd wonderfraaie Bosch van Bikbergen in onbedorven
staat. Dus... hier moest de electrische trein doorheen gedreven
worden! En als hij hieruit te voorschijn komt, zoekt hij achter
het Hotel Bosch van Bredius de beide eilandjes op, waarvan
het grootste, het Zwaneneiland, immers een idylle is met zijn
decoratief geboomte, die nu ook hun... electrificatie zullen krijgen.
„In deze zelfde omgeving gaat een lijn dwars tusschen het
huis en de modelboerderij „Oud-Bussum" heen, en ontluistert er
volkomen de zoo zinrijk in de omgeving ontworpen architectuur
van De Bazel. En dan loopt de spoor verder, achter den Tafel
berg om, over dat mooie brok hei met een allerongemotiveerdsten
zwaai naar Blaricum en Laren. Het uitzicht hoog van den ouden
Naarderweg op het schilderachtige panorama van Blaricum,
met de Zuiderzee in de verte, wordt dan onderschept., door
een dijk van vijf meter hoogte. En van een van de geliefdste
wandelwegen in ons land wordt zoo alle charme weggenomen.
„Is het niet treffend? In het Gooi zijn nog twee bosch
complexen over: het Spanderswoud en Bikbergen. Beide zijn
nu dan ook uitverkoren om ze met spoorlijnen door te snijden
en dan verder te laten verwoesten.
„Maar het ongelooflijkste vandalisme komt toch nog. De
ontwerper heeft al aanstonds kans gezien, geheel Nederland,
dat nog maar iets van eerbied tegenover de natuur gevoelt,
onbeschaamd te bruskeeren. Hij heeft zijn lijnen gelegd., door
een van de zeldzaamste natuurmonumenten, die de vcreeniging
welke ze behouden wil, met zóó veel opoffering aan ons volk
geschonken heeft: door het Naardermeer! De splitsing heeft juist
plaats bij de eendenkooi. Dan gaat de lijn naar Hilversum in het
oosten dwars door de Europeesch vermaarde broedplaats van
de steeds zeldzamer wordende lepelaarsEr komt een dijk
door het Meer, die het uitzicht uit den trein zal maskeeren
Ja, doet dit, in zijn ergerlijk gebrek aan eerbied nu toch niet
denken aan Wells, waar hij spreekt van „het soort van man,
die een trambaan over zijn moeders graf zou leggen, als hij
dacht, dat het goedkooper was om haar zóó aan te leggen"?
„Maar weet u wat de minister van dit alles zegt? Dat het
natuurschoon door deze plamren voor de electrische spoor- en
tramwegen niet overwegend geschaad wordt! U moet namelijk
weten, dat de minister een commissie benoemd had, om over
deze bezwaren rapport uit te brengen, en dat haar zakelijke
meerderheid concludeerde, dat de aanleg van spoorwegen als
deze een betrekkelijk minieme opoffering van natuurschoon eischt,
in vergelijking met wat door den villa-bouw bedorven wordt!"
De Sint Nicolaaskerk te Kampen. De heer A. J. Reyers
heeft onlangs voor de vereeniging „Campen" een voordracht
gehouden, waarin hij zeer belangrijke mededeelingen deed over
de Sint Nicolaas- of Bovenkerk aldaar.
Deze kerk werd in de elfde eeuw als basiliek gebouwd. Die
oudste Romaansche stichting bevond zich ter plaatse van het
westelijk deel van het tegenwoordige schip, althans vermoedelijk.
Slechts het ontgraven der fnndamenten zou hieromtrent zekerheid
kunnen geven. De kerk heeft geen paalfundeering, maar rust op
ronde elzenhouten van ongeveer 0.10 M. middellijn, die twee
dik op elkander liggen, schuin ten opzichte van de as der muren.
Tusschen 1345 en 1369 zijn, volgens oorkonden, die nog
aanwezig zijn, meester Herman en meester Christiaan met
het vergrooten der kerk bezig geweest. In 1369 begon meester
Rutgher Michielszoon met het bouwen van het tegenwoordig
koor, waaraan hij tot 1393 werkte. Meester Rutgher was uit
Keulen afkomstig. Men ziet ook dan aan het koor der Sint
Nicolaaskerk te Kampen den invloed van het koor der Keulsche
domkerk
Uit oorkonden, die te Keulen bewaard bleven, blijkt, dat er
in de tweede helft der veertiende eeuw een zekere Michiel
met zijn zoon Pieter aan de domkerk werkte; vermoedelijk
waren dus Pieter en Rutgher broeders.
De pijlers van .het koor der Bovenkerk bestaat uit „drakenvelt-
steyn", dat is trachyt van dël? Drachenfels. Ook aan de domkerk
te Keulen en de domkerk te Utrecht is die steen gebruikt. De
gévels van den kruisbeuk zijn daarentegen met tufsteen uit het
Brohldal bekleed.
Ofschoon de St. Nicolaaskerk van den aanvang af voor over-
welling werd aangelegd, heeft zij geen luchtbogen boven de
zijschepen In de plaats daarvan zijn trekankers onder de
gewelven gemaakt. Maar dat wel luchtbogen bedoeld zijn, kan
men aan het koor zien, waar de aanzetten voor deze bogen
aanwezig blijken. Het koor heeft een rijken plattegrond, want
het is van een trans met kapellen voorzien, die uit zeven zijden
van den twaalfhoek is samengesteld. Aan de zeven kapellen
van den koortrans sluiten, zoowel aan de noordzijde als aan
de zuidzijde, telkens drie kapellen. De pijlers, die in het koor
aanwezig zijn, werden fraai geprofileerd. Daarentegen zijn de
pijlers in het schip vierkant en met schalken bezet; waarschijnlijk
zijn zij van de vroegere kerk afkomstig. De naast het schip
aanwezige zijbeuken werden omstreeks het midden der vijftiende
eeuw gemaakt, voor dien tijd had de kruisbeuk ingangen,
wat gebleken is, toen daarvan de duimen en de drempels
gevonden werden.
De toren, waarvan de kern waarschijnlijk uit de 13e eeuw is,
werd in 1516 door meester Clement van der Gouwe in zijn
tegenwoordigen staat gebracht, in 1686, toen hij uit het lood
was geraakt, heeft meester Jan de Jonge uit Dordrecht hem
weder rechtgezet. De tegenwoordige spits is in 1809 gemaakt,
volgens een ontwerp van den architect Abraham Martinus
Sorg (f 1825).
De fraaie Laat-Gothische predikstoel, is, vermoedelijk door
een meester uit Vlaanderen, in het laatst der 15e eeuw van
Fransche kalksteen vervaardigd Uit die steen werden ook de
drie sedilia in het koor gehouwen, waarvan het Rijksmuseum
te Amsterdam een afgietsel bezit.
Het koorhek is, wat de oostzijde betreft, in 1552 door Wijme
van der Stralen geschonken. De paneelen, daar aanwezig,
behooren tot het beste snijwerk van onze Renaissance; een