130 DE BOUWWERELD.
dringen. En als dan de witte zeilen zich afteekenen tegen de
glinstering van lucht en water, dan wordt dit frissche, levende
schoon tot een festijn van poëzie Is niet ons lage land aan de
zee beroemd om dit zijn frissche, levende schoon van lucht en
wolken en water? Heeft niet iemand, die de wereld heeft door
kruist en veel van het schoon van alle landen in zich had
opgenomen, het in een harer werkjes laten drukken, dat zij
nergens ter wereld een natuurtafereel had gezien, in schoonheid
evenarend een zonsopgang te zomermorgen boven onzen
Westpias?
En nu zal het een onherstelbaar verlies zijn van schoonheid
en poëzie, wanneer wij dit moeten missen. Het polderland met
zijn schoon omringt ons van alle kanten, maar de plekjes waar
water en riet hun bekoring ons willen schenken, verdwijnen al
meer. Want de „boschvrije" cultuur, die er voor in de plaats
gegeven wordt, vergoedt ons dit verlies niet.
De eene schoonheid is niet door de andere te vervangen,
elke spreekt haar eigen taal en oefent te harer tijd op ons
hare eigen bekoring uit.
Laat ons dan, zij het ook voor een hand vol gouds, deze
schoonheid niet wegwerpen.
De electrische tram door Delft. Aan den gemeenteraad van
Delft is het volgend adres gezonden:
„Het dagelijksch bestuur van den Bond Heemschut richt zich
andermaal tot uwe vergadering in zake de tram langs het Oude
Delft. Zoo niet-alles bedriegt, zult gij weldra staan voor deze
keuze: öf geen tram door uwe stad, óf langs die gracht, aan
welker gewijde schoonheid thans zoovelen met vreezen en
beven denken. Welnu dan, roep het u nog eens voor den geest:
het statig geboomte, opgesnoeid tot akelige staken, de bevallige,
lichtgebogen golving der iijnen van de gracht voorgoed be
dorven door brutale palen en draden; straks, inplaats van de
schilderachtige verscheidenheid van stoepen en bordessen, de
eentonigheid van een nuchter trottoir, ja, de schoonheid der
licht overhangende oude walmuren vernield door nieuw metsel
werk, dat zich opdringt. Vooral, de stille rust van het geheel
reddeloos verstoord door het onophoudelijk heen en weder rijden
der treinen, waardoor èn de schoonheid zelve dezer alom
beroemde plek, èn het genot er van voor altijd zullen ver
loren gaan.
Spreek dan uw luid en moedig veto uit, waarop duizenden
in het land angstig wachten. Toon u een getrouw bewaarder
van dezen nationalen schat, door de geschiedenis aan uw
handen toevertrouwd. Gedenk, dat uit alle oorden .der wereld
reizigers in de eerste plaats uw Oude Delft komen bewonderen,
maar gedenk nog liever, dat landgenooten ter bedevaart gaan
naar deze plek, niet slechts om haar liefelijke, nooit overtroffen
schoonheid, maar omdat daar Prins Willem heeft geleefd en
is gevallen voor de heilige zaak, omdat daar de geschiedenis
van vele eeuwen omwandelt en fluistert van een grootsch
verleden.
Beroof het Nederlandsche volk niet van zóó kostbare schatten 1
Handhaaf, wat zulk een oorzaak is van geestelijk genot, opdat
niet het nageslacht tegen u opsta in het gericht, vragende, wat
gij met het u toevertrouwde pand gedaan hebt.
Besluit kort en kloek: geen tram door de stad, totdat betere
tijden een lijn zullen mogelijk maken, die geen zóó verrukkelijke
schoonheid zóó deerlijk schendt. Geef een voorbeeld aan het
gansche land, door geestelijke schatten boven stoffelijke be
langen te stellen. Dat land wacht in angstige spanning uw
antwoord. Wat zal het zijn? Een oordeel des doods? Neen,
een uitspraak van redding en behoud".
De toren der Nieuwe Kerk te Delft. Als aanvulling tot ons
vroeger bericht" over dit onderwerp vermelden wij nog het
volgende. Den 30en Juli 1913 besloot de gemeenteraad, dat de
toren van de Nieuwe Kerk gerestaureerd zou worden en er
zou voor dat werk subsidie aan rijk en provincie worden ge
vraagd. Dit geschiedde en reeds vier jaren later, 27 September
1917, kwamen daarop de beslissingen van rijk en provincie.
Het rijk zou de helft van de kosten dragen, de provincie zou
in 5 jaarlijksche termijnen f 8500 bijdragen. De kosten van
de restauratie werden toen geraamd op f 49022,60.
Aan den bekenden architect Jac. van Gils werd de leiding
van de restauratie opgedragen. Toen hij bezig was met het
uitwerken van plannen overleed de heer Van Gils. Deze
ontijdige dood, een meeningverschil over een raam en een
deur in den toren en de stijging van de bouwkosten maakten
dat de restauratie vertraagd werd.
in de plaats van den heer Van Gils werd de heer ir. Klijnen
belast met de uitwerking der plannen. De Rijkscommissie voor
de Monumentenzorg heeft zich met deze plannen vereenigd.
De kosten zijn nu geraamd op f60560 of f11538 meer dan
voor het eerste plan, hoewel het nieuwe plan veel eenvoudiger
is dan dat van den heer Van Gils.
B en W. willen nu een begin maken met de herstelling,
onder beding, dat rijk en provincie hun toezeggingen ook voor
het nieuwe bedrag handhaven. De verdeeling der kosten zou
dan zijn: rijk f30.300, provincie f 10.388, gemeente f19.872.
Het rijk zegde de 50 pCt. reeds weer toe. De provincie peinst
nog over haar bijdrage. Valt de beslissing niet gunstig uit,dan
blijft de geheele restauratie voorloopigachterwege en dit zou
op dit oogenblik de beste oplossing zijn. De restauratie kan
zonder gevaar nog een paar jaar wachten. Het wordt tijd, dat
men langzamerhand de veel geprezen bezuiniging ook eens
gaat toepassen.
Het kasteel Doorwerth. De verzameling van het Geldersch
historisch museum in het kasteel Doorwerth is belangrijk
vermeerderd.
Mevr. Van Heutsz, geboren barones Van Brakell, heeft
voor het museum in bruikleen afgestaan geschilderde familie
portretten der Van Brakell's, antieke meubels (kasten, stoelen
en tafels), lampen, albasten vazen, pendules, candelabres,
porcelein en glaswerk, wapenborden en platen. Al deze voor
werpen zijn afkomstig van de familie Van Brakell, die van
1837 tot 1878 het kasteel Doorwerth bewoonde. Bovendien
heeft mevrouw Van Heutsz—Van Brakell ten geschenke
afgestaan het zilveren avondmaalstel, destijds in de bekende
kasteelkapel werd gebruikt.
Boomen te 's Gravenhage. Het op groote schaal vellen van
opgaand geboomte te 's Gravenhage geeft velen, terecht,
ergenis. Thans schrijft de „Nieuwe Courant" het volgende:
„Wij zijn verbaasd te lezen, dat de directeur van Plantsoenen
den spoedigen val van de mismaakte boomen aan den Nieuwen
Uitleg heeft aangekondigd. Die boomen zijn pas tot stompen
verhakt, omdat, naar de directeur zelf destijds aan onzen ver
slaggever zei, hij hun leven wou verlengen. Anders mochten
ze eens omwaaien. We hebben toen gezegd, dat, indien de
boomen werkelijk gevaar liepen, ze natuurlijk weg moesten,
en dat wel niemand op het behoud van die afzichtelijke stompen
gesteld was. En nu waarlijk staan de boomen al voor rooiing
opgeschreven! Waar is dat hakken dan voor noodig geweest?
Alleen tot werkverschaffing van het personeel van Plantsoenen
of om te toonen, dat de directeur ondanks protesten van alle
kanten met de boomen van Den Haag kan doen wat hem lust?
Er is indertijd ook gezegd, dat er nog geen jonge boomen
beschikbaar waren om ae oude te vervangen. We herhalen de
opmerking, die we daaraan vastknoopten, namelijk dat dit
gebrek'aan voorzorg bij den directeur was. Nu zouden die
jonge boomen dan wel beschikbaar zijn. Maar, was een jaar
geleden het gevaar voor omvallen van die boomen werkelijk
zoo groot we gelooven daar overigens niets van dan
had men ze moeten rooien en het planten van nieuwe kunnen