420 DE BOUW WERELD. gegaan. Men denkt aan een feest, dat op zijn eind loopt; reeds vertrokken verscheidene genoodigden en de overigen schikten zich, voor de gezelligheid, wat bij elkander. Zoo is het ook te Veere. Veere is dood. Het heeft ondervonden, hoe ongewis de zee als voedster is, de zee, die, grillig, in de veertiende eeuw zich heeft afgewend van Wester- schouwen en Vliet op Noord-Beveland, maar later deze plaatsen verzwolg. Toen werd het Veersche gat dermate uitgeschuurd, dat niet slechts visschers- vaartuigen, maar ook koopvaardijschepen gemakkelijk het destijds nog maar kleine Veere konden bereiken. Toen deed de zee de stad groeien en bloeien. Maar in de achttiende eeuw liet zij de haven ver zanden en Veere verviel weer tot de onbeduidendheid, waaruit het eens was opgeheven. Het is niet juist bekend, wanneer Veere gesticht werd. Vast staat slechts, dat het vóór 1280 een onbeteekenend gehucht was, dat Campveere heette. Daar was namelijk het veer naar Campen op Noord- Beveland, dat later in zee verdween. In genoemd jaar kocht Wolfaart van Borselen het plaatsje, dat hij van muren voorzag, die in 1290 voltooid waren. Waarschijnlijk kreeg Veere in 1358 het stadsrecht en werd toen „bevest" met torens en muren, daar die van Wolfaart van Borselen ge sloopt waren geworden, nadat hij te Delft een geweldadigen dood had gevonden. Hoe Veere zich met zijn muren en torens vertoonde leert een afbeelding in „Stedenbouw" van C. H. Peters. De stad ziet er daar krijgshaftig genoeg uit. De vele torens zijn, evenals de muren, later gesloopt, met uitzondering van den Campveerschen toren, die alles is wat er rest van de veste, die eens onder de sterkste van Zeeland werd gerekend. Van 1555 tot 1795 is Veere een markgraafschap of markiezaat geweest, waartoe ook Zandijk-binnen en Vhssingen behoorden. De eerste markies was Maxi- miliaan van Bourgondië, aan wien de ongemeen fraaie beker, die op het stadhuis bewaard wordt, nog herinnert. Toen Maximiliaan overleed, weigerden zijn erven het markiezaat te aanvaarden, daar de lasten de baten overtroffen. Het markiezaat werd nu verkocht voor f 150.000 aan Prins Willem 1/ en ging over op zijn nakomelingen. Toen de laatste, Prins Willem 111, gestorven was, werden pogingen gedaan, om het markiezaat op te heffen. Maar die pogingen gelukten niet. Pas iu 1795 werd aan het maikiezaat een einde gemaakt, toen Prins Willem V naar Engeland was vertrokken. In haar besten tijd telde de stad ongeveer 4000 bewoners en 700 huizen. Tegenwoordig heeft Veere 987 bewoners. Veere bezit nog zijn Groote Kerk en zijn Stadhuis, beide gedenkstukken uit den tijd van zijn bloei in het laatst der 15e en het begin der 16e eeuw. De k«rk is in het begin der 19e eeuw tot een hospitaal verbouwdde balken en vloeren zijn er tegenwoordig weder uit verwijderd, en het interieur maakt, in zijn vervallen staat, een grootschen indruk. Tijdens den oorlog werd vlak bij de kerk een vlieg kamp ingericht. Ofschoon dit de stad ten eenenmale ontsiert hebben de pogingen, die gedaan werden, om dit vliegkamp dat in tijd van oorlog een gevaar voor de stad zou zijn opgeheven te krijgen, geen gevolg gehad. Het kamp wordt nu door een fabriek van vliegtuigen gebruikt. Ook het Stadhuis eischt dringend herstelling. Veere is bekend om de twee Laat-Gothische gevels, die het nog bezit. Maar er zijn nog andere gevels overgebleven, waarvan wij er een viertal afbeelden. In het huis links op afbeelding 1 is het postkantoor gevestigd. De onderpui van den gevel is vernieuwd, doch groote schade is daardoor niet aangericht, want de pui die verdween was niet oorspronkelijk. Onderpuien uit de zeventiende eeuw zijn betrekkelijk zeldzaam geworden. Daarom heeft de Vereeniging „Hendrick de Keyser" te Amsterdam het linksche huisje van afbeelding 2 aangekocht. De pui is uit het begin der zeventiende eeuw. De top is echter ge schonden de trappen van den gevel zijn verdwenen, en vervangen door de weinig fraaie bedekking, die men thans ziet. Het is waar, dat de hier afgebeelde gevels niet zoo belangrijk zijn als de twee Laat-Gothische, straks genoemd, waarvan de eene voor het zoogenoemde „Schotsche huis" staat. Maar ik achtte die, evenals het Stadhuis, de Groote kerk en de put daarbij, zoo bekend, dat ik meende, afbeeldingen van meer be scheiden huizen te moeten geven. Veere moet voor het behoud van zijn bouwkunstige schoonheid waken. Want alleen aan die schoonheid heeft het droomend stadje het te danken, dat het nog niet vergeten is. DE HAAGSCHE MONUMENTEN-VERORDENING e 's Gravenhage sprak de heer Dr. J. Kalf over „de Gemeentelijke Monumenten verordening" voor de vereeniging „Die Haghe". De voorzitter dier vereeniging, de heer Zilles, opende de bijeenkomst met eenige woorden, waarin hij deed uitkomen, dat de monumenten verordening een „question brülante" is voor alle Hagenaars, niet alleen voor de bezitters en bewoners van mooie perceelen, doch voor ieder die voelt voor stadsschoon.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1921 | | pagina 2