DE BOUWWERELD. 343 I nóg Laat-Gothische vormen, de peervormige spits is een 17e eeuwsch bijvoegsel. Op deze peer zijn schildjes aangebracht, die de wapens der Noord-Hollandsche steden dragen. In den toren staat op een balk geschilderd in Gothische letters „Van meester Jan Engels is dit werck (gewrocht) en wt Mechelen gebrocht doe men 1561 heeft getelt (wert het) in deze toern gestelt". Dit opschrift, meenen bovenaangehaalde schrijvers, heeft waarschijnlijk betrekking op het daarbij geplaatste uurwerk, dat ongetwijfeld, althans wat zijn keurig gesmeed ijzeren raamwerk betreft, nog uit de 16e eeuw afkomstig is. In den toren hangt een luidklok van 57 c.M. middellijn met- het randschrift: „Soli Deo Gloria Henricus Muers me fecit 1620". Het carillon bestaat uit 17 klokken, waarvan de grootste- 1.50 M. middellijn heeft. Een dezer klokken is zonder opschrift, en blijkbaar modern. De andere, die fraai versierd zijn, werden „van Pieter van der Ghein ghegoten int jaer ons Heren 1561". („Tel.") GARDEREN. Men schrijft uit Barneveld aan het „Algemeen Handelsblad": De historische toren te Garderen, die reeds lang in een zeer vervallen toestand verkeert, zal nu toch vermoedelijk binnen niet al te langen tijd worden gerestaureerd. De ge meente heeft althans op de begrooting voor dit doel een som van f4333.33 uitgetrokken) terwijl de provincie reeds een bedrag beschikbaar heeft gesteld. Bovendien is sedert eenige dagen van rijkswege een deskundige bezig, ter plaatse de noodige herstellingen op te nemen, zoodat alles duidt op het in ver vulling gaan van een wensch, door tal van oudheidkundigen reeds lang geuit. De Geldersche Toren. Uit Dieren meldt men ons, dat de GeWersche Toren door onderhandschen aankoop eigendom is geworden van den heer Mr. J. G. Wurfbain van Heuven, die reeds vele perceelen om en nabij den toren in zijn bezit had, waardoor nu bij het kasteel ruim 60 H.A. bouw- en weiland en boschgrond behooren. Door dezen aankoop is de verbrokkeling van het oude en mooie landgoed gelukkig voorkomen. Bedreigd natuurschoon in het Gooi. Er is een neiging bij onze tijdgenooten, om, ook maatschappelijk, in „het hoogste nuttige rendement" den allesbeheerschenden eisch te zien. Dat is begrijpelijk. De techniek heeft op het oogenblik een buitengewoon groote rol te spelen, omdat, dank zij mede haar vorderingen, de vernielingen, die de oorlog op zijn rekening heeft, zoo grondig zijn geweest, dat de techniek het kwaad, dat zij moest helpen mogelijk maken, voor een zeer groot deel moet helpen ongedaan maken. Wij verwachten van de techniek geweldige praestaties en aanvaarden dankbaar ook haar geschenken, vooral die met ideëelen inhoud. Zij hielp te land, op het water en in de lucht verkeersverbindingen te scheppen voor menschen en voor hun ge schreven en gesproken woord, dat afstanden tot een minimum terug bracht en de menschelijke samenleving verrijkte met mogelijkheden van overleg, die ongetwijfeld voortdurend bij dragen tot verbreeding en verdieping van het onderling begrip. Zij heeft ons een hoeveelheid comfort verschaft, die onze directe voorouders niet zouden hebben mogelijk geacht en in het algemeen ons leven vergemakkelijkt en veraangenaamd op duizenderlei wijzen. Maar nu moeten wij oppassen, dat wij haar niet gaan overschatten Wij zijn daarheen goed op weg en onze, door materieele zorgen gedrukte, tijd bevordert dit technisch materialisme nog meer, dan de gouden dagen van betrekkelijken overvloed en wij vergeten nu alweer, dat in den grooter. oorlog wij het verschil tusschen „Kultur" en bescha ving voor een groot deel plachten te zien in den technisch- materieelen inhoud der eerste, met haar overschatting van wetenschappelijken vooruitgang en materieel comfort. De dooddoener: „het verkeer eischt het", vermoordt schoon heden, aan welke de natuur tientallen of zelfs honderdtallen van jaren heeft gearbeid, of die historisch gegroeid, een eigen karakter en een atmosfeer hebben, die de meest volmaakte *echnicus, tenzij hij tevens kunstenaar zij, zelfs niet in uit beelding kan nabijkomen. De reactie is er ook. Toen verkeerstechnisch barbarisme Delft bedreigde, rees aan alle zijden verzet, al waren er helaas ook, die zich bij de vernielingsmogelijkheid neerlegden met een berustend: „het zal wel moeten". Er is nog een dergelijke bedreiging door de electriciteit, die helaas nog al te weinig wordt besproken, al heeft de heer Henri Polak er in de Eerste Kamer de aandacht op gevestigd- Hilversum zal gelukkig worden gemaakt met een electrischen spoorweg naar Amsterdam; er is niets tegen, integendeel, als door verbetering van dit verkeer meer stedelingen hun ge zinnen naa buiten kunnen brengen en zelfs des- avonds en des Zondags de stad kunnen ontvluchten; is dat enkel reden tot verheugenis. Maar dat goed kan ook te duur worden ge kocht en wij vreezen, dat de thans bestaande plannen een zoodanige vernieling van natuurschoon zullen beduiden, dat wij ze rampzalig moeten achten. Het ligt n.1. niet in de bedoeling, voor dit electrisch verkeer de rails te bezigen .van den bestaanden spoorweg, neen, er'zal een nieuwe groote spoorweg met dubbel spoor worden aangelegd, die met twee bochten door de Naardermeer zal gaan en dan van Bussum ten Z.W. van den grooten weg zal worden geleid naar de z.g.n. Schuttersheide, waar, aan 't alleruiterste puntje van Hilversum, het station zal komen. Die plaats voor het station is al terstond zeer weinig ge lukkig gekozen. De uitbreiding van Hilversum wordt naar die zijde gestuit door groote buitens. Tenzij men er op speculeert, dat men den eigenaars daarvan het genoegen van hun bezit door dien spoorweg wel zoozeer zal vergallen, dat ze uit wanhoop tot verkaveling overgaan, zullen de Hilversummers, die van den electrischen spoorweg gebruik willen maken, een gezegend eindje mogen wandelen. Tenzij men... schreven wij, en inderdaad, wij hebben eens een kijkje genomen in de streek, waar deze lijn zal komen en het is niet onmogelijk, dat men met de beoogde vernieling van natuurschoon bedoelt „villaparken" te scheppen, waar menschelijke ijdelheid „gevelschoonheid" zichtbaar maakt door boomen te kappen. De lijn zal loopen door het Spanderswou'd n.b. aange kocht, om het voor vernieling te behoeden en dwars door de waterpartij van Jachtlust, de oprijlanen kruisen van Trom penburg en Gooilust. Ook andere bezittingen, b.v. Wisseloord, worden door dit spoorwegplan bedreigd. Een koopman uit een onzer groote steden, die eerst zeer onlangs daar een terrein heeft aangekocht, waar hij rust hoopt te vinden, krijgt op'10 k 20 M. van zijn huis een trein, die, als de onderneming aan haar doel zal beantwoorden, toch wel zeer vele malen daags zijn moeizaam verworven rust zal komen storen. Het tracé van dezen nieuwen spoorweg is zoo ontworpen, dat een dozijn of meer wegen daardoor worden gekruist. Daar zullen dus overwegen moeten komen, of men zal het landschap nog erger moeten ontsieren door een hoogen spoordijk met doorgangen, die zeer kostbaar zouden worden bovendien. Het heet, dat de spoorweg onder den 's-Gravelandschen weg door zal worden gelegd; daarvoor zal de lijn reeds vrij lang te voren moeten beginnen te zakken. Maar hoe denkt men zich dan de kruiswegen van de wegen in dit gedeelte, moeten dan hooge bruggen worden gespannen over de electrische geleiding in de oprijlanen? En hoeveel bosch zal er dan niet moeten worden

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1921 | | pagina 5