,r> ,5b volgt, naar het marktplein. Vroeger was dit naar de in 1879 afgebrande markthal geheeten Place de la Halle, thans Place du Tilleuil ter eere van de zware linde die het overschaduwt. Alleen de stap van den wandelaar verbreekt de stilte in het plaatsje, dat vrijwel uitgestorven is sinds de bevolking wegtrok en de weefgetouwen, die eertijds in bijkans ieder onderhuis waren opgesteld, niet meer het lied van den arbeid doen hooren. Nog slechts een paar zijn in werking, misschien merkwaardigheids- halve voor het vreemdelingenverkeer, leder geluid, iedere stap weergalmt tusschen de straatwanden. Zulke geheimzinnige stilte maakt een beklemmenden indruk. Er heerscht eene onwezenlijke stemming in de stad. Heeft, zoo wil men zich afvragen, eene katastrophe hier plaatsgevonden? De bezoeker gevoelt zich verplaatst in eene andere wereld, waarin plotseling het leven verstarde. Wij denken even heel even aan Busken Huet's pittige kenschetsing van den ondergang van Pompeji: een ramp die terzelfder tijd alles ver nielde en alles in stand liet. Aan het marktplein mist men noode de kerk, die immers het traditioneele middelpunt eener oude stad pleegt te zijn, doch te Pérouges excentrisch, naast de poort, is gelegen. Deze afwijking is historisch ver klaarbaar. Er was oorspronkelijk in de stad geen parochiekerk; deze, den Hl. Joris gewijd, stond 1 K.M. buiten de wallen. Naar men meent te weten, was de oude St. Joriskerk opgeofferd, om bij het beleg laatste dienst aan hare getrouwen haar materiaal te geven voor de versterking der muren. Na het beleg van 1469 werd toen, ter plaatse van eene kleine kapel, de tegen woordige kerk gebouwd, als steunpunt tevens van de wallen, op haar zwakste punt, waar de heuvel de flauwste helling vertoont. Aan het marktplein staat daarentegen wel het mooiste huis der stad, het voormalige Hötel Ajacques, met een in beide verdiepingen op zware balkkoppen uit- gekraagden voorgevel van middeleeuwsche vakwerk- konstruktie en een renaissance-zijgevel. Terzijde van het huis Ajacques staat een huisje met gothische zuilen hal ter begane grond, voor welks bouw Jean Escoffier in 1396 tegen betaling van een gulden toestemming verkreeg. De buitenmuren ervan vertoonen nog de sporen van een fresco dat tot onderwerp heeft den strijd van St. Joris, den ouden beschermheilige der stad, met den draak. Al kenmerken, elk voor zich beschouwd, de huizen rondom het plein zich ook niet door groote bouwkundige waarde, het geheel is toch in hooge mate schilderachtig en karakteristiek. De pomp ontbreekt niet. Zij put het water uit groote regenbakken, die, naar men wil, nog van romeinschen oorsprong zijn. Onder de schaduw der groote linde en bij de pomp kwam van ouds de burgerij bij elkander, politiseerend, het nieuws besprekend. Zou hier, in het uitgangs- en middenpunt van alle gekakel, niet ook het booze gerucht ontstaan zijn, dat in 1406 Simonette-la-Gayarde in den roep van hekserij ^en RUG TE MAASTRICHT i' ES B B B B B B

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1921 | | pagina 5