DE BOUWWERELD.
67
der klokken had hen niet met vreemden klank in het
oor geklonken.
Edoch die schijn hoe schoon en interessant ook
is in sommige opzichten toch bedriegelijk.
Pérouges bedekt het plateau van een lagen heuvel.
Men geniet er een prachtig uitzicht over de dalen van
de Rhone en de Ain, over vruchtbare landen, omsloten
door de bergen van Dauphiné en Bugey en heel op
den achtergrond door de Alpen, waaruit bij helder
weer de Mont Blanc blinkt. Van verre trekt niets
bijzonders de aandacht. Pérouges is een stad zonder
silhouet en niet opgebouwd rondom een monu
ment als middenpunt of symbool. Geen kathedraal ver
heft er haar torens trots ten hemel en evenmin wekt
een martiaal kasteel er de herinnering op aan feodale
dagen. Pérouges was terzijde van den grooten weg der
historie gelegen. Het wereldgebeuren is er aan voorbij
getrokken. fin misschien heeft het daardoor wel de
waarheid ondervonden van het gezegde, dat gelukkig
is, wie geene geschiedenis bezit. Gebeurtenissen van
meer dan plaatselijk of hoogstens gewestelijk belang
speelden er zich niet af en Pérouges zag zijn glorie
ook niet in de wereld verbreid door beroemde zonen.
Zijn eemg verband 'met de faam bestaat erin, dat het
gelegen is1 in een streek van lekker eten, het land van
Bresse, waar Brillat Savarin, de groote fijnproever,
geboren werd. En als aanwijzing van interne voldoening
is dat misschien meer waard dan de bakermat te zijn
geweest van beroemde veldoversten.
Ook in zijn middeleeuwschen bloeitijd was Pérouges
eene kleine, weinig beteekenende stad, die op haar
hoogtepunt niet meer dan 1500 inwoners telde. Verleden
jaar had het er nog slechts 92. Van de 157 huizen
wareri er dan ook maar 36 bewoond, doch daarvan
bezat en hieraan dankt Pérouges zijn oplevënde
bekendheid een honderdtal eene, zij het ook door
gaans uiterlijk slechts bescheiden oudheid- of bouw
kundige waarde. Deze cijfers wijzen evenwel op een
geheel van verrassende gaafheid. Zijne aantrekkings
kracht schuilt in de volledigheid waarmede hier het
beeld wordt vastgelegd van een schilderachtig oud
stadje met laat-middeleeuwsche allures, ten deele om
sponnen door de romantiek van het verval.
Men zou Pérouges, om het te toetsen aan een ons
vertrouwd punt van vergelijk, een fransch Veere kunnen
heeten, met dien verstande evenwel, dat het een
vollediger beeld vasthoudt van zijn vroegeren staat
doordien ginds nog net op het kantje kon worden
voorkomen, dat bij den achteruitgang der stad ten
slotte de met verval bedreigde huizen op groote
schaal werden gesloopt. Zoo is het de Cité van
Carrassone vergaan, waar binnen de wallen thans de
huizen ontbreken. Doch aan den anderen kant was Veere
een voorname stapelplaats en koopstad. Zij kende in
haar welstand de weelde van een indrukwekkende
kerk, een rijk stadhuis. De fraaie gevels van het
„Lammetje" en de „Struys" die volgens de moderne
wetenschap een Dodo was houden nog de herin
nering wakker aan vroegere grootheid. Pérouges daar
entegen was, weinige uitzonderingen daargelaten, een
bescheiden gemeente van'burgers en ambachtslieden,
voornamelijk wevers. Het leefde in kleine omstandig
heden en hare bouwkunst was daarvan de natuur
lijke uiting. Zelfs de naam van het „Maison
du Prince", dat den landsheeren, de hertogen van
Savoye, behoorde zoolang deze, tot 1565, Pérouges
bezaten, mag geene voorstellingen opwekken van
architektonischen rijkdom, al bleven er onderdeelen
van eenige beteekenis en een binnenplaatsgevel met
arkaden bewaard. Vele burgers stichtten elders heel
wat voornamer woonhuizen dan dit vorstelijk verblijf.
De soberheid is in dit geval intusschen wellicht
van grooter waarde omdat zij ons plaatst tegenover
eene uiting van oude volkskunst, die den beschouwer
steeds weer wil verbazen door de intuïtieve ontwikkeling
en algemeene verbreiding van het gevoel voor architek
tonischen vorm, dat eertijds onfeilbaar de bouwers
leidde, ook al waren zij beperkt tot beperkte middelen.
Zij werden niet ordinair, niet armzalig, doch bleven
waardig en wisten den juisten toon.te treffen, daarin
ook de schoonheid latende meeklinken. Een juist en
scherp aangeboren inzicht, door de ervaring en de
overlevering versterkt, lokte ook onder die kleine
omstandigheden tot uitkomsten van ongetwijfeld karak
teristieke, architektonische beteekenis in verband met
den aard van het gegeven geval.
Pérouges, zoo klein als het was, heeft voor zijn
veiligheid gewaakt. Het werd beschermd door een
dubbelen muurgordel. Deze stond onder een gelukkig
gesternte: de binnenste der beide bleef nog grooten-
deels in stand, doordien hij tevens aan de aaneenge
sloten reeks woningen van de rue des Rondes tot
buitenmuur dient en dus niet gesloopt kon worden.
Anders zou dat laatste in de vorige eeuw wel gedaan
zijn om de een of andere nietige reden.
Van de beide poorten, de boven- en de beneden-
poort Porte d'En-Haut en Porte d'En-Bas die
door den binnensten muur in de stad leiden is de
eerste de voornaamste. Zij bestaat uit een hoogen
vierkanten poorttoren, in wiens spitsboogvormigen
doorgang nog een der zwaar benagelde oorspronkelijke
deuren hangt. Van den buitensten versterkingsgordel
is bij de Porte d'En-Haut behalve de buitenpoort nog
een, deels verwoesten, barbacane in stand gebleven.
Op eene merkwaardige plaats, n.1. tusschen de beide
muurgordels in, staat hier de laat-15de eeuwsche, aan
Maria Magdalena gewijde kerk, de eenige van Pérouges.
Zij is met het oog op hare blootgestelde ligging op
het zwakke punt der stad, versterkt en in gelijke mate
citadel als heiligdom. Twee rijen schietgaten door
breken hare zware muren. De kerk is verbonden met de
nevenstaande Porte d'En-Haut. In deze begint een