DE BOUWWERELD.
66
betrokkenen dienen bij de beoordeeling vertegen
woordigd te zijn.
'Adressen van den Bond „Heemschut", van andere
zijde gesteund, brachten de zaak aan het rollen blijkt
uit de toelichting. Daaruit blijkt dat de Commissie
voor de Strafverordening niet over één nacht ijs ging,
want dit adres is jaren oud. Doch hun overleg ging
ten minste nog gauwer dan dat van de Buigemeester
van Rotterdam die al jaren aan het overleggen is in
overeenkomstige materie, nadat hij een voorstel tegen
stadsontsiering door reclame (dat alleen door de kroeg
bazen werd bestreden) den hals had omgedraaid.
B. W. van Amsterdam schrijven ter toelichting.
„Zoowel de Schoonheidscommissie als de Commissie
voor het Stadsschoon voor Amsterdam hebben het
denkbeeld, aan B. en W. de wettelijke bevoegdheid
te geven op te treden, waar door paiticulieren aan
het stadsbeeld schade dreigt te worden gedaan, met
kracht bepleit.
„Ook de Commissie voor de Strafverordeningen
beschouwt het als een eisch des tijds, dat ook in deze
Gemeente de wettelijk bindende voorschriften, door
middel van welke aan B. en W. de mogelijkheid
wordt geopend het stadsschoon te beschermen, worden
verruimd, in dien zin, dat aan hen de bevoegdheid
wordt verstrekt te verbieden
IE een reclame te hebben, wanneer daardoor naar hun
oordeel schade wordt toegebracht aan het stadsschoon
„2°. te bouwen, wanneer daardoor naar hun oordeel
schade wordt toegebracht aan het stadsschoon.
„B. en W. verklaren zich er van bewust te blijven,
dat aan de uitvoering van een dergelijke bevoegdheid,
mocht deze hun worden toegekend, groote moeilijk
heden verbonden zijn, en dat bij het keuren van aan
hun oordeel onderworpen ontwerpen gematigdheid
dient te worden betracht en met de eischen der practijk
rekening moet worden gehouden.
„Zij stellen op den voorgrond, dat als de bedoeling
van op dit stuk te stellen bepalingen in de eerste plaats
moet worden beschouwd: het weren van datgene, wat
stellige schade doet aan het stadsbeeld en het behoud
van wat uit een oogpunt van stadsschoon waardevol
moet worden geacht, een en ander voor zoover het
algemeen belang, in ruimen zin genomen, dit eischt.
„B. en W. achten het voorts gewenscht, zich, wanneer
hun de bovenomschreven bevoegdheid mocht worden
toegekend, bij de keuring van ontwerpen uit een
schoonheidsoogpunt te laten voorlichten door een
commissie van deskundigenB en W. hebben het
voornemen, te zijner tijd een voordracht in te dienen
omtrent de wijze, waarop deze voorlichting op den
duur zal kunnen geschieden."
B. W. maken in het bovenstaande een zeer juist
voorbehoud dat beoogt excessen te voorkomen.
Wat de reclames betreft maakt en o.i. terecht
de Commissie voor de Strafverordeningen er geen
onderscheid tusschen of de reclame al dan niet staat
op een perceel waarin het in de reclame aangeprezen
artikel wordt verhandeld of vervaardigd, zooals ge
schiedt in de provinciale verordening van Noord-Holland.
Zij gaat uit alleen van de vraag: is de reclame leelijk
of niet. Dat is de eenige vraag die weegt. Er wordt
wèl billijkheidshalve een overgangstermijn van hoogstens
twee jaar toegestaan.
Ten aanzien van de organisatie eener deskundig
aesthetische voorlichting van B. W. en van den
Raad, bij wien men immers in verzet kan komen
tegen weigering van bouwvergunningen, wenschen
wij met klem te bepleiten eene commissie van hooger
beroep naast de Schoonheidscommissie als een eisch
van billijkheid. De uitspraken kunnen er slechts door
winnen aan vertrouwen, aan waardede geheele
werking der verordening zal er vlotter, gemakkelijker
door worden, wanneer de mogelijkheid geopend wordt
om het eerste, aan B. W. uitgebrachte advies door
deskundigen te laten toetsen vóór het opnieuw den
Raad bereikt. Ook eene Schoonheidscommissie kan
dwalen of doorslaan. Een ontwerper heeft er o. i.
moreel recht op zijne inzichten tegenover onparlijdigen
en deskundigen te kunnen verdedigen. Die gelegenheid
ontbreekt hem thans ten eenenmale. Wie kwestie heeft
met eene Schoonheidscommissie, mist thans het gevoel.dat
ook zijne meening naar behooren tot haar recht zal komen.
Wij hebben dat alles reeds meermalen in „De Bouw
wereld" uiteengezet (o.a. 1919 Nr. 53, 1920 Nr. 3)
en hopen op de daarin ontwikkelde gronden dat
B. W. bij de invoering der welstandsbepaling ook de
vraag van het hooger beroep onder oogen zullen zien.
PEROUGES, EEN UITING VAN PRAKTISCHE HEEMSCHUT
wintig minuten gaans van het station
MeximieuxPérouges aan de spoorlijn
van Lyon naar Genève, ligt op ongeveer
30 K.M. van de eerstgenoemde stad, een
zeldzaam oud plaatsje, Pérouges. Het ligt er nog
net als eeuwen geleden binnen den nog bijna vol-
ledigen kring zijner, door moerbeien- en lindenlanen
omvatte muren. Van een afstand gezien schijnt de
tijd het vergeten te hebben. Hij heeft zoo zou
men zeggen er niet aangeklopt om te herinneren
dat ook voor steden en huizen een oogenblik komt
van gaan. De poorters die hier in de iate middel
eeuwen leefden, de Pin's, de EscOFFiET's,deCHRÉTiEN's,
de Langlois', de d'Arloz d'Entremont's, zouden, op
enkele na, er hunne woningen terugvinden. Steen voor
steen hadden zij er herkend. Het plechtig-blijde geluid
j-