DE BOUWWERELD
EERSTE „HEEMSCHUT'-NUMMER 1921
XXE JAARGANG No. 9
2 MAART 1921
RED.: J. H. W. LELIMAN B.-l. AMSTERDAM. UITGEVER: F. VAN ROSSEN
AMSTERDAM. ALGEMEENE WELSTANDSEISCHEN VOOR GEBOUWEN EN RECLAMES
ezer dagen is' door de Commissie voor de
Strafverordeningen een voordracht inge
diend die bij juiste toepassing van zeer
groot belang kan worden voor het toe
komstig aanzien der stad. Zij omvat twee verwante
onderwerpen: de bestrijding van onlsierende reklames
en die van onaesthetischen bouw, onder uitbreiding
der geldende bepalingen voor de gemeentelijke terreinen
tot alle gevallen zonder onderscheid.
Voor gemeentegrond, erfpachtsterrein, wordt ;reeds
in tal van gemeenten privaatrechterlijk de goedkeuring
van ontwerpen vereischt. Doch in groote steden ging
men tot dusver slechts bij uitzondering verder door
een publiekrechterlijk voorschrift.
Reeds lang was te Amsterdam veler wensch in die
richting uitgegaan. Immers alleen met deze bepaling
kon paal en perk worden gesteld aan het verhanselen
der mooiste oudste gedeelten. De bestaande Commissie
voor het stadsschoon, Hendrick de Keyser, Heemschut,
kortom ieder die op een gegeven oogenblik zou willen
ingrijpen, is geheel aangewezen op de welwillende
medewerking van eigenaars of hunne deskundigen die
nu eens te goeder trouw, dan uit onverschilligheid
die medewerking weigeren.
Amsterdam is weliswaar niet de eerste groote ge
meente waar een dergelijk algemeene welstandsbepaling
nu kans heeft te worden ingevoerd. Leeuwarden ging
reeds jaren geleden voor en verleden jaar heeft ook
Den Haag zijne bouwverordening in die richting herzien.
Dorpen hadden al bij dozijnen de algemeene welstands
bepaling ingevoerd, nadat het voorbeeld was gegeven
door Laren, welks Raad als allereerste hier te lande
de vrijwel algemeen betwijfelde wettigheid der maatregel
proefondervindelijk had aangetoond.
Ook op het gebied der reklamebestrijding is hier te
lande in de steden nog weinig gedaan. Wij herinneren ons
op het oogenblik slechts gemeentelijke verordeningen te
Nijmegen en te Haarlem. De provinciale verordeningen
ter bestrijding van ontsierende reklame van Noord-
Holland, Zuid-Holland, Zeeland en Limburg gelden
slechts het platteland en houden op aan de grens der
gemeente.
De nieuwe stadswijken, die hoe langer zoo meer
op erfpachtsgrond staan, worden reeds grootendeels
getroffen door de geldende bepalingen en .vertoonen
daarvan de goede .gevolgen in eene rustiger be
schaafder bebouwing. Onder de algemeene welstands
bepaling valt ook eene veel moeilijker, subtieler
materie: de bouw in de oude stad.
In beginsel moet deze voordracht worden toegejuicht,
doch alles hangt af van de uitvoering. Taktvolle en
vlugge arbeid zal van de voorlichting moeten geëischt
worden. Op korte en rigoreus aangehouden termijn
zal zij hare uitspraken moeten doen en bovendien in
zoodanigen vorm, dat de beoordeelde precies en tot
in onderdeelen verneemt wat van hem verlangt wordt.
Wanneer in een geheele stad elke bouwaanvrage aan
aesthetische kontrole wordt onderworpen, mag men
verlangen dat niet een nieuw oponthoud aan de be
staande wordt toegevoegd door inlasschen van wéér
een bureaucratisch element, van weer een formaliteit
die een economische last op het bouwbedrijf legt.
Het is best denkbaar dat eene'eenzijdig georiënteerde
commissie bijv. eene die steeds drijft in gedecideerd
„modernen" zin de ontsiering alleen in eene andere
richting zou leiden dan waarin zij zich thans beweegt
door de werkzaamheid van eigenbouwers.
Ook de samenstelling der Commissie zal daarom
een onderwerp van overleg dienen uit te maken,
opdat niet alle invloed wordt uitgeoefend door enkele
kleine architektenkringen, die waarlijk niet alleen de
waarheid in pacht hebben, Ook andere groepen van