418
DE BOUWWERELD.
volgen, al ware het slechts omdat doodloopend water
vervuilt en door de scheepvaart gemeden wordt. En,
ook al geschiedde dit niet, dan zou de gracht haar
rol in het stadsgezicht als element van schoonheid
hebben uitgespeeld. Een stoffig plein verving het
tintelende grachtje dat vooral op marktdagen één
vrooüjkheid en leven is. Leeuwarden nu beschikt niet
meer over zulk een overvloed van interessante stads
gezichten dan dat het niet verstandig zou doen om de
nog aanwezige in stand te houden.
Er is door de vorige generatie duchtig huisgehouden
en als men dat op oude prenten vergelijk bijv. een
toestand van en bij het Stadhouderlijke Hof vroeger
en nu! nagaat, dan zou men met alle, met ver
dubbelde kracht den Raad willen waarschuwen en
weerhouden om in te gaan op het dempingsplan van
B. W. En men durft dat te geruster doen omdat
geen levensbelang met die demping gemoeid is, doch
het praktische voordeel ook met ongeschonden behoud
van de Tuinen kan worden bereikt.
Leeuwarden's Raad heeft een goeden naam bij de
schoonheidsvrienden verworven, toen hij, als eeiste in
den lande, een schoonheidscommissie met algemeene
bevoegdheid instelde, aldus blijk gevend dat hij door
drongen was van de beteekenis van stedeschoon. En
zou men dan van het tegenwoordig kollege niet de
voortzetting dier traditie mogen verwachten
De verschillende oplossingen voor de Tuinen zijn
in handen gesteld van de schoonheidscommissie en
deze heeft het dempingsplan onvoorwaardelijk afgekeurd
(in de voordracht wordt zeer zachtkens gezegd dat de
commissie aan een ander plan de voorkeur gaf). Zij
heeft verzocht de commissie van beroep op hare uit
spraken te hooren. Wij vernemen dat dit waarschijnlijk
geschieden zal. Inmiddels is de behandeling van het
voorstel in den Raad aangehouden. Er bestaat dus
nog kans, en naar wij hopen zelfs goede kans, dat
het noodlottige voorstel tenslotte in goede richting
wordt geleid.
Eene nota, welke de schoonheidscommissie tot
B. W. richtte, met de bedoeling dat die, zoo
het voorstel in strijd met haar wensch onverwijld in
behandeling zou worden genomen, ter tafel van den
Raad moest worden gebracht, zet de geheele
kwestie duidelijk en rustig uiteen. Wij meenen dan
ook niet beter te kunnen doen dan door dit uit
nemend pleidooi onverkort over te nemen. Men spare
toch te Leeuwarden wat men kan, van het te schaarsche
stedeschoon dat er aan den tijd om niet
te zeggen de onverschilligheid der burgerij
ontkwam.
NOTA van de Schoonheidscommissie
aan B. W. van Leeuwarden.
De Schoonheidscommissie nam met groot
leedwezen kennis van het voorstel door
Heeren Burgemeester en Wethouders onder
dagteekening van 4 November j. 1. gericht
aan Uwen Raad, om te besluiten op den
duur over te gaan tot demping der Tuinen
van de Meelbrug tot de Turfmarkt. Weliswaar,
zoo wordt in het voorstel gemeld, is het
Bureau voor gemeentewerken nog niet dade
lijk gereed met de voorbereiding en be
rekening der dempingsplannen, maar prin
cipieel zal nu worden beslist in welken zin
de vraag naar verbetering van het verkeer
tusschen Turfmarkt en Voorstreek zal worden
opgelost. De Schoonheidscommissie, die de
onderscheiden plannen van den Directeur ter
beoordeeling mocht ontvangen, heeft niet alleen de voor
keur gegeven aan het plan, waarbij de gracht wordt
gespaard maar zij heeft het plan van demping beslist
verworpen en onaannemelijk geacht. Niet alleen omdat
gedeeltelijke demping van de Tuinen op den duur door
geheele demping zal worden gevolgd, maar ook omdat
gedeeltelijke demping op de door Heeren B. W.
voorgestelde wijze naar hare meening het stedelijk
schoon in zeer sterke mate zal aantasten >en er afbreuk
aan zal doen. Het pleintje, dat men zou verkrijgen,
heeft alle kans om een leelijk stadsdeel te worden,
zooals het gedempte Kort Rapenburg te Leiden van
een aardig levendig grachtje een karakterlooze dorre
plaats geworden is ondanks dat er een monumentaal
modern gebouw verrezen is, terwijl nu de blik op
het water van de Tuinen vanaf de Voorstreek een
ongemeene bekoring biedt en werkelijk een van de
mooiste en levendigste stadsgezichten oplevert. Het
gezicht op het water van de Tuinen geeft aan het
gansche stadsbeeld een vroolijk en levendig, tintelend
aanzien en maakt het stadsgedeelte daar tot een plek,
die de bewondering wekt van stadgenoot en vreemdeling.
„Het is niet het watei alleen, dat het bekoorlijke van
een bepaald stadsdeel uitmaakt, het is de gracht met
de naaste omgeving" aldus schrijven Burg. en Weth.
en zij wijzen op de weinige bekoring van de bebouwing
langs de Handelskade. Volkomen waar is het, dat de
blinde muur, die met de vervallen houten schutting
langs den tuin, de Handelskadeafsluit,nietopschoonheid
kan bogen. Doch dat ondanks die leelijke muur en
onooglijke schutting het sta.dsgezicht daar zoo groote
bekoring biedt, is toch naai onze meening te danken
aan het water!
Trouwens de tegen wooidige toestand van de afscheiding
van de Handelskade is als een overgangstoestand te
beschouwen. En bij de,keuze van.de andeie door den
Directeur aangegeven oplossing, bij de wegruiming
van twee huizen op den hoek, vervalt die misstand
van zelf. Dan wordt ook, naar de commissie meent,
aan de eischen van het verkeer volkomen recht gedaan.
De commissie gaat niet uit van het standpunt dat
verkeerseischen per se voor de eischen der schoonheid
hebben te wijken. Zij erkent ten volle het goed recht
van de eischen die het streven naar verbetering van
Het Bestuur van het „Instituut voor Bouwkunst" heeft
zich per adres tot den Raad van Leeuwarden gewend met
verzoek eene zoodanige oplossing vast te stellen dat de gracht
ongeschonden kan behouden blijven.