314
DE BOUWWERELD.
ij hebben weinig voortbrengselen van bouw
kunst in Nederland, die zoo belangrijk zijn
als de toren, die uit het kruis der St. Bavo-
kerk te Haarlem omhoog rijst. Deze zeer
oorspronkelijke schepping toch is het motief geweest,
dat door de kunstenaars onzer Renaissance op meester
lijke wijze werd gevariëerd, toen zij de torenspitsen
ontwierpen, die de Nederlandsche steden versieren.
Joost Janszoon Bilhamer bouwde in 1565 de spits
van den Oudekerkstoren te Amsterdam, waarna, twintig
jaar later, die van de Waag te Alkmaar volgde. In de
eerste periode der zeventiende eeuw ontwierpen
Hendrik de Keyser te Amsterdam en Lieven de Key
te Haarlem torenspitsen, die terecht beroemd zijn.
Vele meesters, wier namen wij nog niet weten, richtten
er in andere steden van Nederland op. De Nederlandsche
invloed strekte zich ook over Noord-Duitschland, Dene
marken en Zweden uit, waar nog tal van torens dit
getuigen.
Het is vier eeuwen geleden, dat de toren der
Sint Bavokerk te Haarlem werd voltooid. Want
in de rekeningen der kerkmeesters werd aange-
teekend: „t cruys dat opten toern staet was ghericht
dinghes dacchs voer sirite michiel, die XXVe dach van
september, smorghens twysken tiennen ende elve Ao.
dusent vyffhondert XX, ende was begonnen Ao. XIX,
jaers daer te voren omtrent pynxter bij een ghenoemt
jacob symonsz, gheboren" van eedam in holiant".
Het torenkruis werd dus den 25sten September 1520
ft*usschen 10 en 11 uur gesteld De toren was begonnen
omtrent Pinksteren van 1519, door Jacob Symons
van Edam.
Dezen bouwmeester komt echter niet de eer van
het ontwerp toe, want de toren werd gebouwd in
navolging van een anderen, die slechts kort op de kerk
gestaan heeft en toen, omdat hij te zwaar voor de kruis-
pijlers bleek, moest worden gesloopt.
In het laatst der vijftiende eeuw, toen de Sint Bavo
kerk genoegzaam voltooid was, wilde men haar van
een toren aan de westzijde voorzien, gelijk vele andere
Nederlandsche kerken dien bezitten. Het voorbeeld
voor die torens was die der Sint Maartens kathedraal
te Utrecht, die in de veertiende eeuw op grooten
afstand van de nog bestaande Romaansche kerk was
verrezen en die pas in het laatst der vijftiende eeuw,
toen Bisschop David van Bourgondié het schip had
laten bouwen, dat in 1674 instortte met de kerk
werd verheeld.
Maar weinig van die vijftiende-eeuwsche torens zijn
voltooid. Te Haarlem werd de toren zelfs niet begonnen,
ofschoon men de klokken reeds aanschafte. Die klokken
kregen een voorloopig onderdak in een klokhuis, dat
tot het begin der negentiende eeuw heeft bestaan. Het
Klokhuisplein bewaart daaraan nog de herinnering.
In 1500, toen het steenen stergewelf boven het kruis
der kerk voltooid werd, wat een opschrift vermeldt en
wat ook uit de rekeningen blijkt, schijnt het denkbeeld
gerezen te zijn, een toren boven het kruis te plaatsen-.
Want de kerkmeesteren zeggen „als men tymmert een
bellefroed op die kerc en dat men daer maect een
voerslagh, so gh'eeft jacop die wael dairtoe die groetste
cloc ende zwaerste van toen''.
Den „belfrood" op de kerk wilde men dus van een
klokkenspel voorzien, waarvoor Jacob de Wael de
grootste klok zou geven.
Den 6den Maart 1502 werd het maken „vant harnas
ende arcaturen van die voet boven die kerc" aan
besteed. De kerkmeesters leverden zelf de steen, die
zij te Zwolle hadden gekocht.
Deze „voet", waarop de toren zou komen, werd
gevormd door een stelsel van bogen of „arcaturen",
die te zamenj het „harnas" vormden, dat op de kruis-
pijlers rustte.
Het ontwerp of „patroen" van dien voet was gemaakt
door „meester anthonys kelremans, bouwmeester van
mechelen". Men liet een houten model maken „daer
men na wercken sal mits opte kerc".
Paulus Jansz leidde als „appeleerder" de uitvoering;
de uitslagen ter ware grootte op schotten of „berderen",
maakte „meester cornelis die wael tot utrecht", die
daar toen het bouwen van het schip der Domkerk leidde.
Den lOden Mei 1503 kwam Cornelis de Wael van
Utrecht" te Haarlem „omt werc te besien, dat hem
seer wel behaechde".
In 1505 was de voet van den toren gereed. Den
5den Juni van dat jaar namen de kerkmeesters
Anthonie Keldermans aan als „meester van den
thoren tot hairlem".
Anthonie Keldermans was destijds een der meest
vermaarde bouwmeesters der Nederlanden. Hij was
de zoon van Andries Keldermans en omstreeks 1450
te Mechelen geboren. Wij vinden hem werkzaam bij
het bouwen van den St. Lievenstoren te Zierikzee, der
stadhuizen te Middelburg en te Veere, bij het voltooien
van verscheidene kerken, terwijl hij ook als opper
bouwmeester van het hertogdom Brabant veel te doen
had. Hij was een leerling van zijn vader, die omstreeks
1480 te Mechelen overleed.
De overeenkomst tusschen de kerkmeesters te Haarlem
en Keldermans bleef bewaard.
„Item, zoe zal meester anthonys hebben voor synder
gagye 'alle jairen XVIII rinse guld., dairvoer zal hi
gehouden zyn alle jairen eens bi ons tot hairlem te
comen om onsen appelleerder te onderwisen in tgene
dat tottet werc van noden is ende berderen maecken
die tot dat werc dienen zullen. Ende als mr. anthonys
voirscr. bi ons es, zoe zal hi hebben II daghen in
zyn utreyse ende U daghen in zyn tehuysreyse, elcken
A. W. WEISSMAN. DE TOREN DER SINT BAVOKERK TE HAARLEM
ff