töfP"- DE BOUW
vin onderhoud en instandhouding is, die bij elke
beplanting in acht genomen dient te worden."
In' dit rapport wordt de zaak tot heel wat bescheidener
afmeting teruggebracht. Bovendien heeft de tweede
"deskundige zeer duidelijk in het licht gesteld welke
schoohheidsbelangen door het gemeenteraadsbesluit
geschaad waren en vooral heeft hij daarbij het stand-
pUnt bestreden dat de oude knoestige en verwrongen
♦'stammen „die zoo volkomen passen in het cadre
eener*foude stad als Franeker" niet netjes zouden zijn.
"juist 1-Van die oude boomen welke gedeeltelijk in
'meerdere of mindere mate de kenmerken van hun
"leeftijd dragen, gaat eene bijzondere bekoring uit.
Terécht merkt de heer Kramer ook op dat het ontstaan
van-hiaten in de beplanting, waardoor een oude boom
'door; een jongen vervangen moet worden, allerminst
-afbreuk doet aan de schoonheid van het geheel dat
gevormd wordt door straat, plein en gracht met de
'^huizenrijen en boombeplanting. Met 'de vervanging
der bestaande boomenrijen door jonge boomen zou
al het bekoorlijke verdwijnen dat het beeld der mooie
„oude stad biedt en die'jonge boomen zelf, onberispelijk
elï, regelmatig in het gelid opgesteld, zouden, hoewel
stuk voor stuk fraaie exemplaren, in hunne omgeving
'een- verlegen onbeholpen indruk maken. Het evenwicht
.dat zich thans in den loop van ettelijke jaren heeft
gevormd, zou ten eenemale en voor niet afzienbaren
tijd verstoord zijn. Dit zijn alle uitstekende opmerkingen
van'den heer Kramer, die ook elders, waar hakgevaar
dreigt, kunnen worden aangevoerd.
.Naar aanleiding van dit rapport gaven Gedeputeerden
aan, B. W. van Franeker in overweging om den Raad
voor te stellen op zijn besluit terug te komen en té^
besluiten alleen te rooien die boomen, welke door de
genoemde deskundigen in overleg met B. W. zouden
worden aangewezen. De stijfhoofdige Raad echter hand
haafde zijn besluit en legde bovendien over een rapport
'van den hoofd-ambtenaar der Ned. Heide Maatschappij
WERELD 209
R. Meclker. Deze verklaarde „dat de beplantingen
•behalve die op de Voorstraat, beslist gevaarlijk zijn
en er bovendien zeer onooglijk en vernield uitzien,
dat van natuurschoon in 't geheel geen sprake is,
omdat bijl of zaag hier een te groote rol hebben
gespeeld en bij vernieuwing der beplanting in zeer
korten tijd een heel ander natuurschoon zal zijn
geschapen."
De heer Meclker moge een kundig vakman zijn
al bestaat er voor ons niet de minste reden om hem
hooger te stellen dan zijn kontra-deskundige, de heer
Teunisse doch gevoel voor de eigenaardige schoon
heid en bekoring eener oude stad bezit hij zeer beslist
niet. Hij beoordeelde de hem voorgelegde kwestie
blijkbaar van eenzijdig technisch standpunt, en zag
niet door het oog van een kunstenaar.
Gedeputeerden hebben zich door hem dan ook niet
laten overtuigen. Zij gaven na persoonlijk bezoek aan
de „bedreigde veste" als hun meening te kennen, dat
er h. i. geen reden bestaat alle aangewezen boomen
te vellen, dat vele dezer ondanks en zelfs door hun
grilligen vorm niet dan tot groote schade van het
stadsbeeld daaruit kunnen worden gemist en dat
inzonderheid de prachtige boomen op de Voorstraat
zeer veel bijdragen tot verhooging van het stedelijk
schoon der oude stad. Ten slotte overwogen Gedep.
dat door uitvoering vSn het raadsbesluit zonder de
beperking welke door hen in overweging was gegeven
„het stedelijk schoon zou worden gedeerd, het ver
mogen der gemeente voor zoover dat bestaat in wat
nog van de pracht van het oude stadsbeeld is over
gebleven, zou worden geschaad, en niet alleen de
ideeële maar ook de stoffelijke belangen der gemeente
zouden worden benadeeld, door afbreuk te doen aan wat
haar voor ^bewoners en bezoekers aantrekkelijk maakt."
Deze resolutie van Gedeputeerden verdient vooral
door hare van breed inzicht getuigende motiveering
bekend te worden als voorbeeld ter navolging.
SPREUKEN EN CITATEN
Heemschut in de 16de eeuw.
Uit een Brief van Baldassare Castiolione
aan Paus Leo X. (Ongedateerd, doch uit de
eerste jaren van diens pontificaat).
Doch wat beklagen wij ons over de Gothen, Van
dalen en andere valsche vijanden, wanneer degenen,
die, als Vaders en Voogden, deze armzalige overblijf
selen van het oude Rome hadden moeten beschermen,
zelf lang er op bedacht waren ze te vernielen? Hoevele
Pausen, Ijeilige Vader, die, hoewel niet dezelfde kennis
en dezelfde waarde en dezelfde grootheid van geest,
dan toch hetzelfde ambt als Uwe Heiligheid hadden,
streefden er naar alle tempels, beelden, triumfbogen
en roemvolle gebouwen te verwoesten Hoevele hebben
het geduld dat, alleen om puzzolaan-aarde te winnen,
geheele fundamenten werden uitgegraven! Tengevolge
daarvan zijn dan natuurlijk spoedig de gebouwen
ingevallen. Hoeveel kalk heeft men uit beelden en
andere antieke sieraden gemaakt. Wat moet ik meer
zeggen, dan dat dit geheele nieuwe Rome geheel is
gemaakt uit de kalk van antiek marmer! Niet zonder
droefheid kan ik er aan denken, dat sedert de nauwelijks
elf jaar dat ik in Rome ben, zoovele mooie dingen
ondergraven werden, als de zuil die in de via Alessandrina
stond, als de ongelukkige triumfboogen zoovele
andere zuilen en tempels en wel hoofdzakelijk door
de schuld van Bartolommeo della Rovere! Moet
het dus niet behooren tot de verhevenste opgaven van
Uwe Heiligheid, daarvoor te zorgen dat het weinige,
wat nog is overgebleven van de oude moeder van den
roem en de grootheid van Italië als bewijs van de
waarde en de deugden der goddelijke antieken en als
prikkel tot navolging, niet wordt uitgeroeid of door
boosaardige en onwetende lieden verminkt.
Uit: „Die Renaissance in Briefe".
9 Vermoedelijk is bedoeld de boog van Gordianus.