DE BOUWWERELD. 205 stèdescïioon zal moeten missen, dat belangrijke, zij 't *5zéér simpele monumenten van bouwkunst, van techniek en van geschiedenis, zullen verdwijnen. Van geschiedenis 1 ook: met behulp van de windmolens zijn door het voor geslacht ontelbare plassen en meren in vruchtbare en bewoonbare landerijen herschapen, met behulp van de windmolens hebben sommige streken van ons land, inzonderheid de Zaanstreek, een rijkbloeiende industrie gehad, die in het buitenland haar weerga niet vond. En'moeten wij er nu maar in berusten, dat die "rnerkv^rdige scheppingen verdwijnen? Naar ik meen kan hierop niet anders dan bevestigend geantwoord "worden: de windmolens zijn onherroepelijk ten doode gedoemd én geen „Heemschut", geen „Hendrick de Keyser" kan hun ondergang tegenhouden. Wel zouden onze monumentenvrienden en beschermers van 's lands schoonheid in enkele gevallen, misschien met behulp der Regeering, een zeer bijzonder type of een molen *~die in hooge mate een sieraad van het landschap vormt; uit den hand van den sloopei kunnen redden, "maar hoe langer hoe meer kom ik tot het inzicht, dat een,op dergelijke wijze kunstmatig in stand gehouden molen, die niet meer beantwoordt aan het doel waar voor hij werd opgericht of die alleen nog maar werkt om quasi-natuurlijk zijn taak als onbedoeld schoonheids- ding te volvoeren, toch eigenlijk even dwaas is als een in „klêederdracht" uitgedoschte dorpsbevolking, die hiervoor door minnaars van het typische en schilder achtige betaald wordt Maar stel ik de vraag: „moet er dan van onze windmolens niets overblijven dan wat daarover in boeken en prentverzamelingen te vinden is", dan is mijn antwoord een krachtig: neen. En allen, die weten wat de windmolen voor ons land geweest is en nóg is, de vrienden van 's lands schoonheid, de architecten, de waterbouwkundigen, de archeologen, de economen, de industriëelen wier bedrijf groeide uit een eenvoudigen windmolen, hen allen roep ik op om deze dreigende spoorlooze verdwijning van den w indmolen te ver hinderen. En hoe kan verhinderd worden, dat de windmolen spoorloos verdwijnt? Ik zie geen anderen weg dan: oprichting van een windmolen-museum. Alvorens ik er toe overga aan te geven hoe ik mij een dergelijk windmolen-museum voorstel, wil ik enkele bedenkingen weerleggen, die ik ben er zeker van bij sommige lezers van het bovenstaande reeds gerezen zullen zijn. „Waarom een afzonderlijk windmolen-museum, waar wij een openlucht-museum hebben, op welks terreinen de windmolens zeer zeker te huis behooren, wat ook de directie blijkt in te zien, die op de weide van den Waterberg ïeeds een windmolen (van Huizen afkomstig) deed plaatsen?" Zoo zullen enkelen gedacht hebben. Allerminst wil ik ontkennen, dat in een Nederlandsch Openlucht-museum de windmolens een plaats verdienen. Maar en ik betreur dit ten zeerste de aard van het tenein van het Openlucht-museum bij Arnhem maakt dit voor de meeste windmolens een aller- ongeschikste, alleronwaarschijnlijkste plaats. Men denke eens aan de verschillende typen van watermolens (die uit hoofde van het belangrijke werk dat zij in onze lage landen verricht hebben en nóg verrichten, zeker wel een eereplaats verdienen); zullen die op den Waterberg, waar geen water is uit te malen om polders op peil te houden, niet even dwaas staan als in den tuin van het een of andere gewone museum En niet zóó, maar toch bijna even dwaas, zullen er staan de vele industrie-molens, welke de Hollandsche weiden hebben gesierd, vooral de houtzaagmolens, waar de balken over het water heen werden gevoerd. Bijna even dwaas zullen er staan de molens welke in verband met hunne geringe hoogte een open terrein behoeven, waarover de wind van alle kanten vrijelijk kan waaien, bijna even dwaas staat er reeds het standerdmolentje uit Huizen.1) Slechts de hooge korenmolen met zwicht- stelhng zal er meer of min in zijn element zijn, al werd hij ook slechts zelden op een dergelijke be- boschte plek gebouwd. Men zal mij misschien tegenwerpen, dat ik van een Museum te veel verlang, en dat men reeds tevreden moet zijn, als dit een verzameling van de verschillende windmolen-modellen rijk is. Inderdaad ken ik de Lage bovenkruier (watermolen) bij Htllegersberg Zoo zal naar ik meen ik ken de situatie te weinig om het met zekerheid te durven zeggen de standerdmolen van Rottevalle, die men (waarom toch?) naar Leeuwarden gaat halen, daar ook vrij dwaas op de oude stadswallen staan Zeker, vroeger prijkten op alle wallen en muren der steden standerd molens (er wkren toen trouwens nog geen andere molens), maar toen waren de huizen lager en lag buiten de nog weinig of niet van ^opgaand hout voorziene wallen het open land; men heeft ze met zonder reden later door andere en hoogere modellen vervangen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1920 | | pagina 5