DE HERVORMDE KERK TE HEELSUM. (ZIE DE TEKST OP BLZ. 210) b ën door het park naar Kingston te wandelen, van waar de terugreis naar Londen op een motorbus 'werd gedaan. Een tocht naar Welhall bij Woolwich vulde den Maandag-ochtend. De duizend woningen, daar in zeven maanden gebouwd, had ik al in Februari gezien. Ik heb ze indertijd in dit blad besproken en behoef dit nu niet andermaal te doen. Alleen, op den mistigen Februari-dag maakten zij een heel wat minder vrolijken indruk dan nu in de Juni-zon. Bijzonder trof mij thans de zorg, aan de beplantingen der tuinen besteed Als onze Nederlandsche tuindorpbewoners zooveel liefde voor planten hadden als de Engelsche, dan zouden wij ook hier wat kunnen bereiken. Zouden de kinderen in Engeland minder baldadig zijn, dan in Nederland? De Minister van Gezondheid bood het Congres des Maandagmiddags een „garden-party'' op Hampton Court aan. Ik heb verscheidene van die partijen medegemaakt, doch er nooit den waren smaak van kunnen krijgen. Ik moest altijd denken aan een „afdoener" als ik de fraai gekleede dames en de deftig uitgedoste heeren over het grasveld, waar geen enkele stoel te vinden was, naar de ververschingstenten zag gaan, waar zij hun thee, limonade en sandwiches staande moeten gebruiken. Daar de meeste buitenlandsche congressisten, uit onkunde van de Engelsche gewoonte, niet in statie- kleedij verschenen waren, doch in hun reispakje, terwijl anderen het voorbeeld der Britten hadden gevolgd, ontbrak het uiterlijk cachet, dat zulk een partij behoort te hebben. Gelukkig hadden vele dames toilet gemaakt, wat een wenschelijke vergoeding gaf. De gasten waren, eer de partij begon, in de gelegen heid gesteld, het paleis van Hampton Court met zijn vele kunstschatten te bezichtigen, wat zeer op prijs werd gesteld. Voor Dinsdag was een, tocht in „char-a-bancs" door Londen en zijn omstreken vastgesteld. Ik had jaren geleden aan zulk een tocht op een warmen zomerdag eens deelgenomen, en toen gemerkt, hoe stof en benzinestank het genoegen vergalden. Op de pleister plaats, waar de lunch zou worden gebruikt, kwam ik toen aan in een staat, die een algeheele reiniging en het aanschaffen van nieuw linnengoed noodzakelijk maakte. De pijn in mijn oogen heb ik nog dagen later gevoeld. Gedachtig aan deze ervaring en met de wetenschap, dat ik Londen en zijn omgeving voldoende kendè, heb ik dezen tocht er aan gegeven, om een heerlijken dag te Canterbury door te brengen. Over de kathedraal, die zoo bijzondere schepping van de Fransche en de Engelsche Gothiek, ware zooveel te zeggen, dat ik het mij gestelde bestek te buiten zou gaan. Misschien vind ik daartoe later gelegenheid. Alleen moet mij de opmerking van het hart, dat zulk een kathedraal, nu er de eeredienst waarvoor zij gesticht werd, niet meer plaats vindt en geen scharen bedevaartgangers haar B B B a .T I c* t

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1920 | | pagina 3