DE BOUWWERELD.
103
ONTGINNING EN NATUURSCHOON
n de „N. R. Ct." lezen wij onder dezen
■titel een bespreking over de opvatting, welke
de heer K. Diiling uit in een brochure
„De Peelstreek", uitgaaf van de Ned. Heide-
Maatschappij.
Aan dit onderwerp wijdden wij meermalen in „De
^Kampioen" onze aandacht en menig regel in ons blad
kan getuigen van onze belangstelling.
De schrijver, wiens naam wij niet goed kunnen
"ontcijferen de drukpersen der „N. R. Ct." schijnen
een gèbrek te hebben, waardoor de laatste regels van
de krant vrijwel onleesbaar worden, heeft, -evenals
'wij, niet bijster op met ontginningen in verband met
de vernietiging van het natuurschoon. Maar, schrijft
hij dan„Indien echter persoonlijkheden als de schrijver
van „De Peelstreek" de leiding in handen hebben bij
ontginningen, behoeft men niet bevreesd te zijn".
Wij kunnen het werk van dien schrijver niet be-
oordeelen, wij weten niet of inderdaad zijn practische,
zakelijke zin zich steeds laat leiden door zijn gevoel
voor natuurschoon; wij willen er echter het beste van
hopen en vertrouwen dat hij een gunstige uitzondering
maakt op de meeste^- ontginners van woeste gronden.
Moet dit als een ernstig verwijt opgevat worden
tegen die ontginners?
In geenen deele; zij werken bijna steeds in opdracht
van anderen en die opdracht is: de gronden met de
minste kosten in den kortstmogelijken tijd voor de
hoogst mogelijke opbrengsten gereed te maken.
Het is een zuivere dubbeltjes-kwestie; de een specu
leert in fondsen, de ander in goederen, een derde in
huizen, eep vierde in grond enzoovoorts.
Toch is er bij de ontginning nog een factor, die bij
de, meeste andere specula'ties ontbreekt, het object
dezer speculatie zelve geniet het voorrecht der belang
stelling van den speculant; de ontginner voelt zich
eigenaar, heer van den grond, hij gaat er zoo nu en
dan eens naar kijken en volgt met ongeveinsde aan
dacht de uiteenzettingen van het werk door den
uitvoerder.
Deze omstandigheid wijst ons den weg waar langs
wij er zouden kunnen komen, dat bij de plannen voor
ontginningen nog meer gedacht wordt aan behoud van
natuurschoon en het brengen van fraaie natuurlijke
afwisselingen in de eentonigheid der ontgonnen akkers.
Voor onze bouwkundigen is een schoone taak weg
gelegd om te zorgen, dat er de woonhuizen, de stallen
en schuren zoo worden gebouwd, dat ze passen in
het landschap en door fraaie lijnen en goede verdeeling
het oog boeien. Maar ze mogen daarom toch niet meer,
of véél meer, kosten dan de gewone, dikwerf leelijke
bouwsels, die men op nieuwe ontginningen ziet.
De tuin- en landschaparchitecten moeten het zich
een eer rekenen voorlichting te geven voor het ont
werpen van een aardig wegennet dat volstrekt niet
naar Amerikaansch voorbeeld behoeft aangelegd te
worden om „voordeelig" in het gebruik te zijn het
beplanten dier wegen met voor den akker weinig
hinderlijke boomen, het vormen van kleine boomgroepen,
het maken van boomsingels en strooken bosch, die
beschutting kunnen geven aan de gewassen op den
akker en het vee in de weide, de keuze van boomen
voor de randen bij den aanleg van bossNagn, het breken
der eenvormigheid van afvoerslooten en waterpoelen.
Daar moet een samenwerking zijn van deze menschen,
die allen voelen voor schoonheid, maar ook bezitten
den practischèn zin, de waarde begrijpen van het
aardsche slijk, die de gewone ontginner daaraan hecht.
Zij moeten zoeken naar schoonheid in een omgeving,
waar winstbejag den boventoon voert.
Zeg niet, dat dit onmogelijk is.
Waren vroeger fabrieken en kantoren niet vóot beelden
van leelijken eenvoud Was niet bijna alles, wat bestond
om er in, er mee, er door geld te verdienen van de
meest banale soberheid?
En is hierin geen verandering gekomen?
Welken fraaien, kloeken aanblik biedt niet menigmaal
een fabrieksgebouw onlangs waren wij aan een der
.Staatsmijnen, hoe schoon van lijn en verdeeling is dat
complex gebouwen.
Betreedt de nieuwe scheepvaarthuizen, de bank
kantoren, die van groote industriëele- en handels
ondernemingen, 't zijn ware paleizen.
En volgen niet de kleinere zaken het goede voorbeeld?
Er is een verandering gekomen in de oude opvatting:
't is maar voor de zaak!
Zoo moeten de opvattingen zich ook wijzigen bij
hen, die de natuur aantasten voor geldelijk voordeel.
Laat hen .geld verdienen, zooveel maar kan, doch
laten zij iets daarvan afzonderen voor het behoud van
het natuurschoon, het scheppen van nieuw natuur
schoon in die omgeving.
Zullen die uitgaven dan „weggegooid geld" zijn, in
zakelijk opzicht? Volstrekt niet, de 3vaarde van de
ontginning als geheel zal er op den duur door stijgen.
Het zal toch een aantrekkelijker bezit zijn, waar de
natuur en de gebouwen medewerken tot een schoonen
aanblik, dan wanneer het oog alleen zich kan ver
lustigen in de weelderigheid van vierhoekige, eindlooze
akkers met rechte boomlooze wegen en slooten en
dobbelsteen-huizen als reusachtige grenssteenen op de
snijlijnen. W. J. L.
GEMENGDE BERICHTEN
Dit stuk, overgenomen uit De Kampioen", is een krachtige
opwekking om bij de intensiever exploitatie, die ons land in
de toekomst zal ondergaan, de eischen en rechten der schoon
heid niet uit het oog te verliezen.
AMSTERDAM. Wordt de Passeerdergracht gedempt? Naar
ons ter oore kwam bestaan er weder dempplannen bij de P.W
van. Amsterdam. Deze keer zou het de Passeerdergracht zijn,
welke wordt belaagd. Tot welk doel en om welke reden is
ons niet bekend, het feit evenwel, dat men bij de in den laatsten
tijd toch zoo geheel in het voordeel van het oude stadsschoon
veranderde mentaliteit bij het overgroot deel van het ont
wikkeld publiek weder met dempvoornemens durft aankomen,
bewijst wel de hardnekkigheid van de ziekte waaraan P.W.
blijkbaar nog steeds lijdende is.
De afgod „verkeer" zal het wel weer vorderen en bij de moti
veering zal de gracht toch wel weer niet de moeile van het
behouden waard worden geoordeeld.
Dat men van dempen afzie en boomen plante langs de nu
kale kaden! p. K.
GINNEKEN. Het prachtige gezicht op het kasteel Bouvigne,
een der fraaie punten van ons land, waarvoor de Bond „Heem
schut" zich veel moeite gaf, is bewaard. De tusschenkomst van
het staatsboschbeheer is er in geslaagd door samenwerking
van belanghebbenden op de weide tusschen Bouvigne en de
Duivelsbrug een servituut te doen leggen, nadat zij door de
gemeente Ginneken was gekocht. De voorgenomen bebouwing
der prachtig omsloten weide, aan wier einde het schilderachtige
Bouvigne uit zijne vijvers verrijst, zat dus niet doorgaan.
Helaas is er reeds een schuwleelijk landhuisje gezet Het is te
hopen dat dit door omplanting zooveel mogelijk aan het oog
onttrokken wordt.
GOES. Een oud huis bedreigd. De gemeente Goes schijnt