210 DE BOUWWERELD. HET BUSHUIS EN HET STAALHOF TE AMSTERDAM u weldra het oude Bushuis en het Staalhof door het verwijderen der pleisterlagen, die de 19e eeuw tegen hun gevels aanbracht, in hun ouden luister zullen worden hersteld, trekken deze Amsterdamsche gebouwen weder de aandacht. Het Bushuis aan den Singel dient thans, beneden, als stalling voor de paarden en rijtuigen der koningin en boven als militiezaal. In de „Kroniek van Staets" zegt DominusJacobus Laurentius, als hij de werken, die Amsterdam in 1605 ondernam, vermeldt: „Het jaer van vijven heeft het Bosch-huys nieuw gegeven", ofschoon dit stads-wapenhuis nog altijd in zijn gevel het jaartal 1606 draagt. Mr. N. de Roever teekende hierbij aan: „Vergist Staets zich hier? Of was het gebouw reeds in 1605 gereed? In 1603 was er reeds een groote opruiming van oud geschut geweest, dat op den Dam werd verkocht, ingevolge een besluit van de Vroedschap van den 14den April, om ten bate der Oost-Indische Compagnie het aan haar verhuurde oude Boshuis te vergrooten door aantrekking van een erf, waar nog geschut lag.'' Dat oude Bushuis, hetwelk stond op den hoek van den Kloveniersburgwal en de Hoogstraat en dat van 1551 tot 1554 was gebouwd, is in 1890 afgebroken. De Oost-Indische Compagnie had het als pakhuis in gebruik; op het erf, waarvan hierboven sprake is, bevonden zich de woningen van den stads-metselaar en den stads-steenhouwer. Die werden verplaatst naar de plek, waar nu de Staalstraat ligt, en op het erf verrees het Oost-Indische Huis „met veel en schoon vertrecken „Daar d'Heeren met haer geld veel volxtersee verwecken." Volgens Staets zou ook dit gebouw in 1605 gereed zijn gekomen, maar in den gevel staat het jaartal 1606. Daar aan den stads-steenhouwer Hendrik de Keyser bij zijn instructie het ontwerpen van alle gebouwen, die de stad stichten zou, werd opgedragen, mogen wij aannemen, dat hij ook het nieuwe Bushuis aan den Singel heeft ontworpen. De Keyser was toen nog in zijn grillige tijdperk, dat, vroeger te Amsterdam ook door de huizen aan den Vijgendam en in de Beurssteeg vertegenwoordigd, thans slechts uit het Oost-Indische Huis en de Militiezaal te kennen is. Bij het ontwerpen van den gevel van zijn nieuwe Bushuis volgde De Keyser de hoofdlijnen van het oude, ook in de grillig gebogen bekroning. Eveneens komt de verdeeling der deur- en vensteropeningen van beide gevels overeen. Maar terwijl het oude Bushuis één kap bezat, die de volle breedte over spande, kreeg het nieuwe twee kappen met een zakgoot er tusschen. Dit gaf gelegenheid om een ovaal „ceil- de-boeuf" in den top te maken. Verondersteld mag worden, dat ook de verdeeling van bak- en bergsteen in de twee gevels overeenkwam. Dit zal echter pas na het verwijderen der pleisterlaag blijken. Doch al zijn de hoofdtrekken der twee gevels dezelfde, in de detailleering ging Hendrik de Keyser zijn eigen weg. Het voormalig Staalhof draagt in zijn gevel het jaartal 1641. Die gevel zal dus het ontwerp zijn van Pieter de Keyser, Hendrik's oudste zoon, die zijn vader in 1621 als stads-steenhouwer is opgevolgd en het ambt tot 1645 is blijven bekleeden. Pieter de Keyser bezat minder talent dan zijn vadert hij had echter handelsgeest en wist de voortbrengselen van zijn werkplaats zoowel in het binnenland als in het buiten land met goede winst te verkoopen. Ook in zijn ambt was hij „eygensoeckelyck", waarom hij dan ook in 1645 op oneervolle wijze werd ontslagen. Hij had toen echter reeds veel geld gewonnen, zette zijn zaken voort en is hoogbejaard als vermogend man overleden. De bekroning van den gevel van het Staalhof ver toont niet de grillige lijnen, welke Hendrik de Keyser zoo gaarne gebruikte. Zij is strak, om niet te zeggen nuchter. Alleen de cartouches in den top met het wapen der stad en het jaartal zijn nog in Hendrik's geest. Boven de vensters ziet men de klassieke frontons, die Jacob van Campen in den smaak had gebracht. De bestemming van het gebouw is uitgedrukt door de naturalistisch opgevatte lakens, die, als festoenen, langs de lijnen van den gevel geplooid, ook de vazen, aan den voet geplaatst, schijnbaar omhullen. Deze naturalistische versiering is ontleend aan die der Laken hal te Leiden, welke Arent van 's Gravesande in 1640 voltooid had. Dat de gevel van het Staalhof in eere wordt ge houden en weder tot zijn oorspronkelijken staat terug wordt gebracht, behoort niet slechts te worden gewaar deerd omdat hij een karakteristieke uiting van de kunst der 17e eeuw is, maar ook, omdat in dit gebouw de „Staalmeesters" zetelden, die Rembrandt zijn meester stuk bestelden, en later Van 't Hoff er de scheikundige onderzoekingen deed, waardoor hij wereldberoemd werd. A. W. W. SPREUKEN EN CITATEN s In 't overleg van een zuinig meester bestaat al 't geheim van goedkoop bouwen. Nicolaas Witsen. (Scheepsbouw en Bestier. 1671.) En het kan ook niet in twyffel getrokken worden, dat een bequaam en welgebouwd huys, het Vaderland groote eere te wege brengt, en een gantsche Stad vercierd. J. Danckerts. (In de voorrede tot de' „Architectura chivilis.")

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1919 | | pagina 6