DE BOUWWERELD. 105 meester van Arnhem en een gemachtigde van den commissaris der Koningin in Gelderland, leden en oud-leden der arnhemsche schoonheidscommissie, ir. van der Burgh en de Kruyff, de onder-dir der G. W van Arnhem ir. Endt, de inspecteurs der volksgezondheid in Brabant en Limburg, ir. Schüngel en ir. MOUBIS, benevens door de heeren ir. Teixeira de Matthos, Mr. Ketjen en eenige andere belangstellenden o.a de heeren van Erven Dorens, directeur van het Openluchtmuseum, den directeur der Heide-Maatschappij, de heer Hartog Heys, lector L. B H. De heer ir. A. Keppler, Secretaris der Noord-Holl. commissie heeft de werkwijze en het doel verklaard. Besloten werd eene vereeniging te vormen die vooral in de provincie materiaal zal verzamelen voor een adviescommissie, welke door deze vereeniging zal worden benoemd In de voorloopige studie commissie zijn benoemd de heeren Kuysten, Schaap en H P.J. Bloemers, Burgemeester van Rheden. IJLST. De „Messingklopper". Onlangs is het bijkans on geschonden bewaarde huis de „Messingklopper" te Ijlst, uit 1669 dagteekenende, met toestemming van Ged. Staten van Friesland door het Burgerlijk Armbestuur voor de somma van f2250.verkocht aan de Ver. „Hendrik de Keyser", zoodat het typische bouwwerk in veilige handen is geraakt. Met deze oplossing eener sinds lang hangende kwestie, zijn niet alleen de betrokkenen tevreden, doch zekerookallebelangstellen- den in onze oude monumenten. Reeds in 1904 verzochten de Armvoogden aan Ged. Staten om toestemming tot publieken verkoop van het huis „omdat het zooals het nu reilt en zeilt de plaats ontsiert". Ongelooflijk, doch waar! Niettegenstaande sedert zoowel de Ged. Staten wier optreden met groote erkentelijkheid 1 vermeld moet worden als het gemeente bestuur, steunend op een breed voerig advies van rijkswege, wezen op de waarde die de „Messingklopper" uit bouw- en oudheidkundig oogpunt bezat, volhardden de Armvoogden ten einde toe 27 Jan- 1919 bij hunne opvatting dat het huis is „een gebouw dat de stad ont siert." B. W. hadden aanstonds aan den eventueelen verkoop de voorwaarde verbonden dat zon- de „messingklopper" (1669) der nadere vergunning van het gemeentebestuur de voorgevel afgebroken, veranderd noch beschadigd mocht worden en na het van rijkswege ingestelde onderzoek wezen zij het verzoek tot verkoop af. Het Armbestuur, dat het huis gebruikte voor huisvesting van eenige bedeelde gezinnen, beschikte echter evenmin als de gemeente over de geldmiddelen voor de nood zakelijke herstellingen, terwijl het Rijk niet kon voldoen aan het verzoek van B W. om het huis voor Post-en Telegraaf kantoor te bestemmen. Achteraf beschouwd is zulks gelukkig te achten, wijl daarmede allerlei veranderingen waren gepaard- gegaan. Aanvulling der bouwverordeningen met eene bepaling tegen onverhoeds sloopen. Het Inst. voor Bouwk. heeft zich (zie blz. 64) per adres gewend tot de Ged. Staten van alle provincies ter ondersteuning van een verzoek der l^ijksmonumentencommissie. Deze verzocht uit te lokken dat in de bouwverordeningen werd voorgeschreven eene termijn, binnen welke na de kennisgeving eéner slooping. met de werkzaamheden niet mocht worden begonnen. Ged. Staten van Friesland, die onlangs een bewijs gaven van belangstelling in onze monumenten door hunne bemoeiingen inzake de „Messingklopper" te Ijlst, brachten aan de gemeente besturen per circulaire den wensch der Rijksmonumenten commissie over, onder mededeeling, dat het hun aangenaam zou zijn vóór 1 Januari 1919 het daartoe strekkend besluit van den gemeenteraad te ontvangen. Ook de Ged. Staten van Limburg die kort te voren reeds eene verordening tegen ontsierende reclame hadden voorgesteld verzochten aan B. W. het noodige te doen tot wijziging c.q. aanvulling der verordeningen. De Noodboschwet zal, tenzij er een zeer krachtige aandrang wordt uitgeoefend, vermoedelijk binnenkort buiten werking worden gesteld omdat zij, gelijk in de le Kamer door den heer E. Bergsma werd opgemerkt, slechts als een tijdelijke maatregel in verband metde buitengewone tijdsomstandigheden is ingevoerd. De intrekking zou voor ons natuurschoon allernoodlottigste gevolgen hebben. Niettegenstaande de wet is toch reeds overal op groote schaal gekapt. Dat partikulieren bezweken voor de verleiding der hooge houtprijzen is tot zekere hoogte begrijpelijk, doch ook openbare kolleges, kerkelijke autoriteiten in de eerste plaats, hebben veelal hun boomenbezit te gelde gemaakt met eene onvergeeflijke minachting voor andere dan zuivere materiëele belangen. Prachtige stukken natuur die het levensgenot van duizenden konden verhoogen zijn vernietigd; stads- en dorps gezichten waaraan ieder, dieeenig gevoel bezit voor schoonheid met vreugde terugdenkt, zijn door het omhakken der boomen voor langen tijd, zoo niet voor goed, ontluisterd. Gelukkig heeft in vele gevallen de Noodboschwet door het leggen van kapverbod in het algemeen belang tijdig kunnen ingrijpen. Daaraan dankt ons land het behoud van vele lanen, bosschen en parken, die anders meèdoogenloos geveld waren. Zoolang de houtprijzen zóó" hoog blijven dat hët kappen verleidelijk blijft, mag dan ook de Noodboschwet, die talloozen aan zich verplichtte, niet worden ingetrokken. Ook de belastingen hebben een noodlottigen invloed, waarvoor te voren reeds gewaarschuwd is. Bij het behoud van den hout-opstand, voorzoover die althans van overwegende beteekenis is voor het natuurschoon, is echter een landsbelang, zoowel van ideëelen als van materiëelen aard, ten nauwste betrokken. Het volgende overzichtje dat, samengesteld uit toevallig aangetroffen dagbladberichten der beide laatste maanden, lang niet volledig of stelselmatig bijgehouden is geeft eenig denkbeeld van den omvang van de boomenmoord in ons land. 27 Jan. bericht het „Alg. Hbl." het besluit van de gemeente Monnikendam om als werkverschaffing de boomen aan de Binnendijk (die eenige jaren geleden reeds aan een zijde zijne boomen verloor zéér tot schade van het stadsschoon) te hakken. 5 Febr. meldt het „Alg. Hbl." dat het kasteel Walburg grooten- deels gesloopt zal worden omdat het gekocht is door iemand die uit het zware geboomte om het kasteel en langs de singels zooveel mogelijk geld wil slaan. „Met het kappen van de boomen is al een begin gemaakt, en is al het houtgewas eenmaal verdwenen, dan zal het oude kasteel tot een gewone boerderij worden gedegradeerd, waarmede weer een stuk natuur schoon in Midden-Limburg zal zijn verdwenen. En dat voorheen zoo bekoorlijke gedeelte van de provincie heeft toch al zooveel verloren, de laatste jaren, nu ook daar in bijna alle gemeenten „de beul van Holtland" zoo geducht heeft huisgehouden, niet alleen onder de dennenbosschen, maar ook onder de eiken en beuken, die er voor den oorlog nog zoo veelvuldig voorkwamen." 10 Febr. deelt de „N. R C." het besluit mede van de gemeente raad van Groenlo tot het kappen van de fraaie stationslaan. IJLST

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1919 | | pagina 7